Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5581/GA, 5 maart 2020, beroep
Ondertekeningsdatum:05-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/5581/GA

 

Betreft: [klager]            datum: 5 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 13 december 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Hoewel de raadsman van klager, mr. D.M. Penn, in de ochtend van de zitting van 20 januari 2020 middels een e-mailbericht kenbaar had gemaakt dat hijzelf en klager niet ter zitting zouden verschijnen, is klager alsnog ter zitting van de beroepscommissie, gehouden in de p.i. Vught, verschenen en gehoord. Namens de directeur is ter zitting verschenen […], juridisch medewerker van voormelde p.i.

Kort voor het einde van de behandeling van de zaak is mr. Penn bij toeval - aangezien hij voor een andere cliënt een zitting van de beklagcommissie in de p.i. kwam bijwonen - alsnog ter zitting verschenen. De raadsman heeft te kennen gegeven geen toevoegingen te hebben op hetgeen schriftelijk al was ingebracht. 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 13 december 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep ter zitting - kort en zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Klager wil geen a-dwangbehandeling, omdat hem niets mankeert. Hij heeft geen psychische problemen. Het klopt niet dat er spullen zijn gevonden op zijn cel. Klager heeft ook niets geks gezegd. Hij is rustig en kalm. Er wordt door medewerkers van de inrichting niet naar hem geluisterd. Klager moet ook vaak naar de isoleercel, terwijl dat niet terecht is.

De raadsman heeft het beroep schriftelijk – eveneens zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Klager meent dat geen sprake is van een stoornis en hij is het er niet mee eens dat hij een gevaar zou opleveren voor zichzelf of anderen. Uit het advies komt naar voren dat klager erg achterdochtig zou zijn. Er was sprake van verwarring over documenten, waarop verschillende einddata staan vermeld. Klager kwam, anders dan hij dacht, niet vrij op een in een document genoemde datum, omdat de voorlopige hechtenis was verlengd. De verwarring is, gelet op het feit dat klager de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig is en omdat hij niet juridisch onderlegd is, begrijpelijk. Dit betekent niet dat sprake is van een stoornis. Mogelijk is de achterdocht veroorzaakt door de verwarrende berichtgeving.

Namens de directeur is de bestreden beslissing – zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.

Klager is vanuit de p.i. Zutphen in het kader van diagnostiek naar het PPC van de p.i. Vught overgeplaatst. Bij klager is op cel contrabande aangetroffen. Het advies van de behandelend psychiater, dat wordt onderschreven door het advies van de psychiater die niet bij de behandeling is betrokken en die klager in het kader van een second opinion heeft gezien, houdt in dat medicatie voor klager noodzakelijk is en dat hij, nu hij niet wenst mee te werken, dwangbehandeling dient te ondergaan. Wegens klagers gedrag zijn er diverse ordemaatregelen met cameratoezicht opgelegd. Klager heeft ook in het boeienregime gezeten.

 

3.         De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 46e in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een   a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. De directeur heeft het behandelingsplan van klager, waarin zou zijn voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen, niet kunnen overleggen, omdat klager geen toestemming heeft verleend aan de beroepscommissie om het behandelplan in te zien. De beroepscommissie gaat er, nu dit wegens klagers weigering niet valt te controleren, vanuit dat in het behandelplan in de mogelijkheid tot het toepassen van de dwangbehandeling is voorzien.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren.

Klager heeft zich in de eerdere p.i. bewapend (aangescherpt mes en potlood, en biljartbal). Bij de intake in het PPC in Vught, waar hij verblijft sinds 27 november 2019, werd een man gezien die op afwerende en dysfore wijze in contact treedt en geboeid benaderd moet worden omdat hij dreigende uitspraken had gedaan omtrent fysieke agressie. Klager maakte een achterdochtige indruk en gaf aan dat mensen erop uit zijn om hem te breken. Er was sprake van oplopende agitatie en geobserveerd is dat klager een onsamenhangend verhaal heeft afgestoken en vijandig is in contact. Bij klager is sprake van een beeld dat wordt geduid als psychotisch (ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis).

Gezien het paranoïd psychotisch beeld met de daarbij behorende oplopende agitatie, gestuwd door achterdocht en uitingen die klager heeft gedaan bij binnenkomst en het nog niet kunnen desepareren van klager vanwege vijandigheid, bestaat enerzijds het gevaar dat klager agressie jegens derden zal laten zien en anderzijds dat klager verder teloorgaat. Te denken valt aan een langdurig verblijf in de isoleercel zonder uitzicht op verbetering. Onduidelijkheid rondom de einddatum van klager kan hebben geleid tot verwarring, maar het achterdochtige gedrag en de dreigende uitspraken, samen met de eerder aangetroffen voorwerpen op cel duiden duidelijk op een stoornis waarbij behandeling noodzakelijk is. Klager staat niet open voor het gebruik van antipsychotische medicatie vanwege gebrek aan ziektebesef en -inzicht. Gelet op de aard van de stoornis zijn er geen alternatieven voorhanden. De medicatie dient om gevaar af te wenden en van antipsychotische medicatie mag worden verwacht dat deze bijdraagt aan het in ernst doen verminderen van de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis.

Uit de stukken blijkt dat klager niet bereid was om met de onafhankelijke psychiater het gesprek aan te gaan. De onafhankelijke psychiater komt op basis van de stukken tot de conclusie dat de a-dwangbehandeling proportioneel is omdat het duidelijk aanwezige gevaar voor lichamelijk letsel voor derden door middel van dwangmedicatie kan worden verminderd. Nu klager medicatie niet vrijwillig wenst in te nemen rest niets anders dan dwangmedicatie. 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk.

Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr.drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 5 maart 2020.

 

            secretaris        voorzitter

Naar boven