Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5664/GA, 18 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer:         R-20/5664/GA

 

Betreft: [klager]            datum: 18 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.J.P. Mentink, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 16 december 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 maart 2020, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn (met behulp van een tolk) gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.J.P. Mentink, en de heer […], psychiater bij het PPC Veldzicht, en mevrouw […], sociotherapeut bij het PPC Veldzicht.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 16 december 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.         De standpunten

Door klager is het beroep – ter zitting – als volgt toegelicht.

Klager voelt zich niet goed. In zijn bloed zijn virussen geconstateerd, waardoor zijn lever kan beschadigen. Medicatie kan ook zijn lever beschadigen. Hij heeft een wiskundige/natuurkundige formule ontdekt. De formule wil men stelen. Het klopt dat hij op dit moment zijn medicatie niet consequent inneemt.

 

Zijn raadsvrouw heeft hieraan – schriftelijk en ter zitting – het volgende toegevoegd.

De dwangmedicatie is inmiddels beëindigd maar ook niet helemaal: de verpleegkundige ziet erop toe dat klager zijn medicatie slikt. Ongeveer twee jaar geleden is in Turkije door het gerechtelijk laboratorium van Istanbul een psychiatrisch rapport opgesteld waarin bij klager geen enkele psychiatrische ziekte is vastgesteld. Klager ontkent dat hij lijdt aan schizofrenie. Hij ontkent pertinent dat sprake is geweest van enig gevaar voor zijn omgeving of voor hemzelf. Uit de stukken volgt ook niet dat sprake is geweest van een incident. Er is te weinig om de dwangmedicatie te kunnen rechtvaardigen. In dat kader wordt verwezen naar een uitspraak van de beklagcommissie van 5 januari 2017, KC 2017/003.

 

Door en namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt – schriftelijk – toegelicht.

Aanvullend op de stukken wordt het volgende opgemerkt. Klager is vanuit het Detentiecentrum Rotterdam overgeplaatst naar het PPC Veldzicht vanwege zijn toestandsbeeld. Ondanks dat hem in het PPC Veldzicht structuur is aangeboden, is de psychotische stoornis van klager niet in ernst verminderd. Op bepaalde momenten lijkt het goed te gaan, echter achter deze façade is een psychotisch proces aanwezig. Zeer waarschijnlijk probeert klager zijn psychotisch functioneren en negatieve symptomatologie met persoonlijkheidseigenschappen te compenseren. Klager kan zijn eigen agressie-impulsen moeilijk beheersen. Zonder farmacologische interventie zal klager verder (paranoïde-) psychotisch decompenseren. De behandelaar heeft al in voldoende mate getracht om, op het punt van medicatie, tot overeenstemming te komen met klager. Het gevaar voor anderen, zowel personeel als medepatiënten, en voor zichzelf is aanwezig. Verder is een resocialisatieproces in het kader van zijn behandeling niet haalbaar indien klager geen antipsychotische medicatie gebruikt. Het een en ander blijkt ook uit de dagrapportage.

 

Ter zitting is namens de directeur het volgende toegevoegd.

De dwangbehandeling is beëindigd toen klager niet meer in vreemdelingenbewaring verbleef. Hij verblijft op dit moment op een andere titel in het CTP Veldzicht. Klager wordt medicatie aangeboden, maar als hij het nu niet neemt dan wordt hij daartoe niet gedwongen. Ten tijde van de dwangbehandeling werd geen inhoudelijke, psychiatrische vooruitgang waargenomen, omdat er nog geen spiegel was opgebouwd. Klager was wel wat rustiger dan voorheen. De dwangmedicatie heeft niet lang genoeg geduurd om een spiegel op te kunnen bouwen en een verbeterd toestandsbeeld te bewerkstelligen. Klager neemt nu maar sporadisch de medicatie. Klager kan een bedreiging vormen voor personeel. Hij denkt dat hij achtervolgd en afgeluisterd wordt. Ook heeft hij tabak in de waterkoker en de magnetron gedaan om de kamer te desinfecteren. Een paar weken geleden heeft hij de psychiater met de dood bedreigd. Klager vormt ook een gevaar voor zichzelf, nu hij medicatie wil maken van aarde en planten.

 

3.         De beoordeling

Op grond van het bepaalde in het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 46e in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

 

De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Voorts heeft de directeur het behandelplan van klager overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

 

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren.

Bij klager is sprake van een psychotisch toestandsbeeld zonder ziektebesef en –inzicht, hoogstwaarschijnlijk in het kader van schizofrenie. Vanuit zijn psychotische toestandsbeeld kan hij agressief worden en zo een gevaar vormen voor zichzelf of anderen. Klager kan agressie over zichzelf afroepen. Ook heeft hij zich dreigend en verbaal agressief geuit richting behandelaren. Op de vraag of hij vrijwillig medicatie wil nemen, reageert klager negatief met de opmerking dat hij zijn eigen medicatie maakt van aarde. Motiverende gesprekken hebben niets opgeleverd en vanwege het ontbreken van ziektebesef en –inzicht worden niet tot nauwelijks mogelijkheden gezien om tot vrijwillige medicatie-inname te kunnen komen. Ondanks de aangeboden structuur en de afwezigheid van stressfactoren in het PPC, is de psychotische stoornis niet in ernst verminderd. Indien klager geen antipsychotische medicatie gebruikt, wordt een resocialisatieproces in het kader van zijn behandeling niet haalbaar geacht. Verwacht wordt dat klager verder (paranoïd-) psychotisch zal decompenseren indien er geen farmacologische interventie wordt toegepast.

 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, drs. M.J. Selnick Marzullo en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 18 maart 2020.

 

 

            secretaris        voorzitter

Naar boven