Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0126/STA, 22 januari 2003, schorsing
Uitspraakdatum:22-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/126/STA

betreft: [klager] datum: 22 januari 2003

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 20 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Flevo Future, locatie Utrecht, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting d.d. 29 december2002, inhoudende a. de separatie van verzoeker, b. cameratoezicht gedurende 24 uur per dag en c. het laten branden van licht gedurende 24 uur per dag.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 3 januari 2003, ontvangen op het secretariaat van de Raad op 20 januari 2003, toelichtingen van klagers raadsman mr. M.Th.M. Zumpolle gedateerd respectievelijk 20januari 2003 en 21 januari 2003, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting d.d. 21 januari 2003. Voorts heeft de voorzitter kennis genomen van de telefonische mededeling van de raadsman mr.M.Th.M. Zumpolle d.d. 22 januari 2003 en de schriftelijke toelichting van het hoofd van voornoemde inrichting d.d. 22 januari 2003.

1. De standpunten
Door en namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker op 29 december 2002 door uitklimming is ontsnapt en na een half uur weer is opgepakt en teruggebracht. Verzoeker heeft niemand iets aangedaan. De met ingang van 29 december 2002opgelegde separatie is gebaseerd op de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting maar verzoeker ontkent dat hij door te ontvluchten de orde en de veiligheid in de inrichting in gevaar heeft gebracht. De separatie isderhalve zinloos en niet strikt noodzakelijk. Het licht in de separatiecel brandt 24 uur per dag. Verzoeker vormt geen bedreiging voor zichzelf of voor anderen en ziet de oplegging van de maatregelen als een extreme vorm vanbestraffing/wraak. Het schorsingsverzoek en klaagschrift zijn door verzoeker ingediend op 3 januari 2003. Uit de brief namens het hoofd van de inrichting van 16 januari 2003 blijkt dat de betreffende sociotherapeut zowel het beklagals het schorsingsverzoek in een gesloten enveloppe heeft gedaan en daarbij niet heeft vermeld dat het om een schorsingsverzoek gaat. Verzoeker heeft derhalve zijn schorsingsverzoek tijdig ingediend. Verzocht wordt om zowel a. debeslissing tot separatie, b. de beslissing tot cameratoezicht gedurende 24 uur per dag en c. de beslissing om het licht laten branden in de cel gedurende 24 uur per dag te schorsen. Met verzoekers ontvluchting is de orde enveiligheid in de inrichting op dat moment niet in gevaar gebracht. Het cameratoezicht kan tijdens een crisissituatie plaatsvinden in het belang van gesepareerde maar in casu is het niet in het belang van verzoeker en dat wordt ookniet gesteld van de zijde van de inrichting. Evenmin wordt gesteld dat er sprake is van een crisissituatie. Verzoeker wordt ten onrechte in zijn privacy geschonden. Geen rechtsregel noch enig ander belang bepaalt in casu de noodzaakvan het laten branden van licht in verzoekers cel gedurende 24 uur per dag. Verzoeker heeft herhaaldelijk verzocht om het licht te doven tijdens de nachtelijke uren. Dit is telkens geweigerd. Verzoeker wordt daardoor onnodigbelemmerd in zijn slaap en hij raakt daarvan psychisch in de war. Gedurende de eerste twee weken van zijn separatie is hij niet bezocht door een arts. Door voortduring van de maatregel lijdt verzoeker vooral psychische schade.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat het versturen van het schorsingsverzoek niet volgens de juiste gang van zaken is gegaan. Op 30 december 2002 heeft verzoeker een brief voor de Commissie vanToezicht aan een sociotherapeut gegeven en deze heeft de brief vervolgens aan een collega gegeven. Dezelfde dag is de maandcommissaris in kennis gesteld van de brief en is de afspraak gemaakt dat de brief aan hem persoonlijkoverhandigd zou worden. In een later telefonisch contact deelde de maandcommissaris mede dat hij de kliniek niet meer die maand zou bezoeken maar dat hij overdracht zou doen aan de maandcommissaris van januari 2003. Demaandcommissaris van de maand januari belde in week 3 en zou de brief op 20 januari 2003 meenemen. Vervolgens heeft de inrichting contact opgenomen met de advocaat van verzoeker en afgesproken dat de brief diezelfde dag verstuurdzou worden aan de Commissie van Toezicht.
Verzoeker is op 29 december 2002 de kliniek ontvlucht en binnen het uur is verzoeker aangehouden en teruggebracht door de politie. Er was bij verzoeker sprake van een hoge mate van gekrenktheid in verband met de mislukteontsnappingspoging. In het licht van die krenking en de ernstige persoonlijkheidsproblematiek en de moeilijke behandeling van verzoeker tot op heden is besloten om verzoeker in een separatieruimte te plaatsen. Op dat moment was ervolledige onduidelijkheid over verzoekers gesteldheid en eventuele gedragingen. Hij is bezocht door de psychiater die heeft gemeend dat, omdat verzoeker zich naar de mening van de psychiater enorm gekrenkt voelde en een uiterstwanhopige indruk maakte, de mogelijkheid tot extra controle geïndiceerd was. Daarop is besloten tot 24-uurs cameratoezicht en was het noodzakelijk het licht aan te laten omdat men anders onvoldoende zicht zou houden. Dezemaatregelen zijn met ingang van 2 januari 2003 opgeheven omdat men toen van mening was dat kon worden volstaan met regelmatige bezoeken van het hoofd behandeling en andere medewerkers. Op grond van opgedane ervaringen is hetmoeilijk gebleken een inschatting te maken van het gedrag van verzoeker. Hij wordt veelal omschreven als iemand met een verborgen agenda. Het is van belang om verzoeker niet te onderschatten. Op dit moment verblijft hij nog steedsin de separatieruimte, zij het met een verlicht regime. Hij heeft zijn gewone kleren aan en enkele spullen in de ruimte gekregen. Op dit moment is er nog geen sprake van overplaatsing naar een gewone afdeling omdat er nog steedsgevaar bestaat voor de veiligheid van medepatiënten en medewerkers van de kliniek. Verzoeker zal op zo’n kort mogelijke termijn worden overgeplaatst naar een meer adequaat ingerichte, meer beveiligde, tbs-instelling. Overleg met deMinister van Justitie is daarover gaande.

Op 22 januari 2003 heeft de raadsman van klager mr. M.Th.M. Zumpolle telefonisch contact opgenomen met het secretariaat van de Raad en medegedeeld dat de stelling van de inrichting dat met ingang van 2 januari 2003 het licht inverzoekers cel niet meer 24 uur per dag brandt niet juist is en dat deze maatregel pas op 22 januari 2003 is beëindigd.

Namens het hoofd van de inrichting is d.d. 22 januari 2003 nader schriftelijk toegelicht dat sinds 2 januari 2003 de verlichting in verband met het cameratoezicht is opgeheven en dat vanaf die tijd de zogenaamde nachtverlichtingheeft gebrand. Met ingang van 21 januari 2003 wordt ook deze nachtverlichting ’s nachts uitgedaan, behalve tijdens de verzorgingsmomenten.

2. De beoordeling
onderdeel a:
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzochten beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot separatie zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naarhet oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting waaruit blijkt dat klager thans in een lichter regime verblijft in afwachting van overplaatsing, niet het geval. Het verzoek zaldaarom voor wat dit onderdeel betreft worden afgewezen.

onderdeel b en c:
De voorzitter stelt vast dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissingen inmiddels is beëindigd. Het verzoek dient voor wat betreft deze onderdelen, nu het niet (meer) tot het door verzoeker beoogde resultaat kan leiden,eveneens te worden afgewezen.

3. De uitspraak
ten aanzien van de onderdelen a, b en c:
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 januari 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven