Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2383/TP, 14 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2383/TP

betreft: [klager] datum: 14 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 13 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 1 oktober 2003 verlengd tot 30 december 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 10 december 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd. Nadien is hem een gevangenisstraf van 21 dagen opgelegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 4 januari 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende penitentiaire inrichtingen, laatstelijkhet huis van bewaring (h.v.b.) Zwolle.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 29 september 2003 besloten tot plaatsing van klager in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. Klager is op 30 oktober 2003 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Op het moment van het indienen van zijn beroepschrift heeft klager geen nieuwe beslissing van de Minister tot verlenging van zijn passantentermijn met ingang van 1 oktober 2003 ontvangen, hoewel de vorige verlenging de periode van 3juli 2003 tot en met 30 september 2003 betrof. Hij heeft die beslissing niet willen afwachten alvorens beroep in te stellen. Hij heeft zijn gevangenisstraf uitgezeten en wil aan zichzelf gaan werken om de goede kant op te gaan. Doorde passantentijd wordt hij dubbel gestraft. Dat is zonde van de tijd en het geld.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager zal ontvankelijk zijn in het beroep, nu niet te achterhalen valt wanneer de verlengingsbeslissing aan klager is uitgereikt. Om die reden valt niet te achterhalen of de bestreden beslissing tijdig aan klager is uitgereikt enzal het beroep formeel gegrond zijn. Klager is op 10 oktober 2003 gehoord over de voorgenomen verlenging. De verlengingsbeslissing is bij brief d.d. 15 oktober 2003 aan klager meegedeeld.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Klager verbleef op dat moment negen maanden als passant ineen h.v.b. Er bestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang bovenandere tbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in heth.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. Daar klager op 30 oktober 2003 is geplaatst in de Dr. S. van Mesdagkliniek is in het kader van dit beroep geen medische verklaring uitgebracht.

4. De beoordeling
Klager heeft bij schrijven d.d. 8 oktober 2003, dat op 13 oktober 2003 is ontvangen, derhalve binnen een redelijke termijn, beroep ingesteld tegen de fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn met ingang van 1oktober 2003. Bij brief van 15 oktober 2003 heeft de Minister klager alsnog geïnformeerd over de verlenging van de passantentermijn van 1 oktober 2003 tot 30 december 2003. Klager kan derhalve in zijn beroep worden ontvangen.

Klager is op 10 oktober 2003 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 1 oktober 2003 is verstreken. Bij brief d.d. 15 oktober 2003 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van tbs-gestelden zijningegaan dan wel, zoals in het geval van klager, de Regeling van de Wet Fokkens van toepassing is verklaard, waardoor hij vóór aanvang van de tbs op een wachtlijst voor plaatsing in een tbs-inrichting is geplaatst.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

In verband met klagers plaatsing in een tbs-inrichting op 30 oktober 2003 is door de Forensisch Psychiatrische Dienst niet meer gerapporteerd omtrent klagers psychische conditie. Ten tijde van klagers detentie in het h.v.b. zijngeen signalen ontvangen dat klagers psychische conditie van dien aard zou zijn dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 1 oktober 2003 tot 30 oktober 2003, de datum waarop klager in een tbs-inrichting is geplaatst.
Nu de bestreden beslissing op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haaruitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klagerin een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 1 oktober 2003 tot 30 oktober 2003.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven