Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5228/GB, 24 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer:         R-19/5228/GB

 

Betreft: […]       datum: 24 februari 2020

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.D. Kloosterman, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 11 november 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

 

2.         De feiten

Klager was sinds 1 juli 2019 gedetineerd. Hij verbleef in het Detentiecentrum (DC) Schiphol. Op 17 juli 2019 is hij in het PPC van het JC Zaanstad geplaatst. Op 29 juli 2019 is hij in vrijheid gesteld.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De PPC-plaatsing is onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Klager heeft van 10 juli 2019 tot 15 augustus 2019 ten onrechte in het PPC verbleven. Daarvoor wil hij een tegemoetkoming.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit de indicatiestelling van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie (NIFP) blijkt dat plaatsing in het PPC noodzakelijk was en dat klager daarmee akkoord ging.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager is op 29 juli 2019 in vrijheid gesteld. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.2.      Op het moment dat de Minister de beslissing op bezwaar nam, was klager ook al in vrijheid gesteld. Uit de door de beroepscommissie opgevraagde bezwaarschriften blijkt dat in bezwaar niet om een tegemoetkoming is gevraagd. De beslissing van de selectiefunctionaris om klager niet-ontvankelijk in zijn bezwaar te verklaren is dan ook juist. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 24 februari 2020.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven