Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2253/TP, 14 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2253/TP

betreft: [klager] datum: 14 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 23 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormevrouw mr. M.L. Tuijnenburg Muijs, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mevrouw mr. M.L. Tuijnenburg Muijs om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 17 augustus 2003 verlengd tot 15 november 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 27 november 2002 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 18 februari 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in huizen van bewaring (h.v.b.), laatstelijk in delocatie Noordsingel te Rotterdam.
De Minister heeft ten tijde van het instellen van beroep nog niet besloten tot plaatsing van klager in een bepaalde tbs-inrichting.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft eerst op 16 september 2003 de ministeriële beslissing d.d. 10 september 2003 ontvangen terzake van de verlenging van de passantentermijn, welke verlenging reeds op 17 augustus 2003 is ingegaan. Hij is ook te laatgehoord over deze beslissing. Klager wil dringend geplaatst worden in een tbs-inrichting wegens zijn ernstige depressiviteit. De onwetendheid waar hij zal worden geplaatst geeft bij hem aanleiding tot grote onzekerheid. Het tekortaan tbs-inrichtingen legitimeert de Minister niet de selectie te vertragen en klager niet tijdig te informeren.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, aangezien klager op 9 september 2003 is gehoord en de verlengingsbeslissing van 10 september 2003 is. Het arrondissementsparket Rotterdam heeft eerst op 15 augustus 2003 klager bij de afdelingindividuele tbs-zaken aangemeld, zodat vertraging is ontstaan in het nemen van de verlengingsbeslissing.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden in een h.v.b.Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b.onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. Aan de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) is gevraagd te onderzoeken of met het oog op klagers psychische conditie voortzetting van zijn verblijfin het h.v.b. verantwoord is. De medische verklaring daarvan zal zo spoedig mogelijk worden toegezonden.
Ten aanzien van het vooralsnog uitblijven van een selectiebeslissing wordt opgemerkt dat de Minister ernaar streeft om behoudens onvoorziene omstandigheden zes maanden vóór de daadwerkelijke opnamedatum de selectie voor een kliniekte realiseren. Wegens het feit dat het aantal wachtenden het aantal direct beschikbare plaatsen in tbs-inrichtingen overschrijdt voert de Minister daarin een strikt beleid. In eerste instantie is de wachtlijstdatum bepalend. Deze isvoor klager 5 februari 2003. Per kwartaal heeft een selectieronde plaats. Klager zal dan ook binnen afzienbare tijd worden geselecteerd.

4. De beoordeling
Klager is op 9 september 2003 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 16 augustus 2003 is verstreken. Bij brief d.d. 10 september 2003 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie van detbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 27 oktober 2003 van de FPD Rotterdam/Dordrecht te Rotterdam blijkt dat klager voor de bijzondere zorgafdeling van het h.v.b. vooralsnog detentiegeschikt is. Sedert zijn zeventiende jaar krijgt klagermaandelijks een depot Impromen. Ten tijde van het psychiatrisch onderzoek worden geen psychotische kenmerken waargenomen. Het lijkt de forensisch psychiater van belang voor klager hem mede te delen in welke tbs-inrichting hij zalworden geplaatst en dat vanuit die inrichting tijdens klagers verblijf in het h.v.b. periodiek een zeker contact met hem wordt onderhouden.

De inhoud van voornoemde medische verklaring in aanmerking genomen komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de psychische conditie van klager ten tijde van het psychiatrisch onderzoek niet zodanig was dat een verder verblijf ineen h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd. De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting teplaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 17 augustus 2003 tot 15 november 2003. Nu de bestreden beslissing d.d. 10 september 2003 op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derdelid onder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klagerin een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 17 augustus 2003 tot 15 november 2003.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 14 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven