Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5136/GA, 12 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/5136/GA

betreft: [klager]            datum: 12 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.J.P. Penners, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 25 oktober 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Middelburg, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft (voor zover in beroep aan de orde) de beslissing van 29 augustus 2019 tot toewijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof, voor zover daaraan de voorwaarde van een locatieverbod voor de provincie Zuid-Holland is verbonden (MB-2019-000252).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.

Het door de directeur gebruikte deeladvies is van mei 2019, terwijl de verlofaanvraag betrekking had op 22 september 2019. In het deeladvies staat vermeld dat klager bereid is mee te werken aan elektronische controle ten aanzien van het locatieverbod. Dit wil echter niet zeggen dat klager zich ook met het locatieverbod kan verenigen. Een locatieverbod voor de provincie Zuid-Holland is niet proportioneel. Indien enkel een locatieverbod voor de stad Dordrecht en de directe omgeving was opgelegd, dan had klager zich hierbij kunnen neerleggen. Door de omvang van het locatieverbod, moet klager langer reizen vanaf zijn verlofadres in Dongen naar zijn familie in Utrecht. Het verlof duurt maar zestig uur. Aanvullend wordt opgemerkt dat klager bij ieder toekomstig verlof wordt geconfronteerd met het locatieverbod. 

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Het beroep richt zich tegen de aan het algemeen verlof verbonden voorwaarde van een locatieverbod voor de provincie Zuid-Holland.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof, als ook bij de oplegging van voorwaarden bij een algemeen verlof, een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Hierbij dienen ook de belangen van eventuele slachtoffers en/of nabestaanden te worden betrokken.

De beroepscommissie stelt op basis van het dossier vast dat de beslissing van de directeur om een locatieverbod voor de provincie Zuid-Holland op te leggen, is gebaseerd op het deeladvies elektronische controle van de reclassering van 10 mei 2019. Uit dit deeladvies, de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing als ook de toelichting van de directeur op die beslissing in de beklagprocedure, kan niet genoegzaam worden afgeleid waarom een locatieverbod van een dergelijke omvang noodzakelijk was gelet op de belangen van klagers ex-partner, haar ouders en dochter; kennelijk de slachtoffers van het door klager gepleegde delict. Niet gebleken is waarom niet kon worden volstaan met een locatieverbod van geringere omvang zoals voor (de regio) Dordrecht, waar zij blijkbaar woonachtig zijn. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat ook de politie in haar advies van 27 februari 2019 niet heeft geadviseerd tot een locatieverbod voor de provincie Zuid-Holland, maar enkel tot een locatieverbod voor de directe woonomgeving van klagers ex-partner, haar ouders en dochter.

De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat de beslissing om aan het algemeen verlof een locatieverbod voor de provincie Zuid-Holland te verbinden, onvoldoende toereikend is gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld vernietigen en het beklag in zoverre gegrond verklaren. Voor het meer of anders verzochte ziet de beroepscommissie geen aanleiding.

De beroepscommissie ziet evenmin aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarbij heeft zij acht geslagen op de omstandigheid dat het locatieverbod relatief weinig extra reistijd met zich mee heeft gebracht voor klager.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.

Zij ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en J. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 12 maart 2020.

 

            secretaris        voorzitter

Naar boven