Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4815/GA en R-19/4878/GA, 9 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4815/GA en R-19/4878/GA

betreft: [Klager]            datum: 9 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van de directeur van de locatie Scheveningen (R-19/4815/GA); en […], verder te noemen klager (R-19/4878/GA), gericht tegen een uitspraak van 29 augustus 2019 van de beklagcommissie bij de locatie Scheveningen, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Scheveningen, gehoord. Hoewel was zorggedragen voor klagers vervoer naar de zitting, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het feit dat de temperaturen in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) hoog zijn opgelopen en dat de ventilatiemogelijkheden in klagers cel gebrekkig waren (SC-2019-247).

De beklagcommissie heeft het beklag, voor zover dat ziet op de gebrekkige ventilatiemogelijkheden in het JCvSZ, gegrond verklaard, klager in zoverre een tegemoetkoming van € 7,50 toegekend en het beklag – zo begrijpt de beroepscommissie – voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht van klager ziet op de omstandigheden gedurende de periode van extreme warmte van 23 tot en met 28 juli 2019. Iedereen die in de inrichting werkzaam of gedetineerd was, had daar toen last van. Dat het in de cellen zo warm wordt, is inherent aan de bouw van de inrichting. Dat maakt echter niet dat sprake is geweest van onmenselijke omstandigheden. De directeur heeft aan zijn inspanningsverplichting voldaan door gedetineerden van een ventilator te voorzien en airconditionings voor op de gangen te huren. De airconditioning van de afdeling West vertoonde evenwel mankementen en heeft op de warmste dagen in juli 2019 vrijwel geen koele lucht geblazen. De aircomonteur is ondanks diverse verzoeken daartoe niet langsgekomen. De gedetineerden is bij zomerse temperaturen koude frisdrank aangeboden en toen het erg warm was, zijn waterijsjes aan de gedetineerden en het personeel uitgedeeld. Klagers cel voldeed aan het bepaalde in artikel 6 van de Regeling verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen. De verblijfsruimte was voorzien van een ventilatiemogelijkheid, zodat de lucht op natuurlijke dan wel mechanische wijze voor de individuele gedetineerde voldoende kan worden ververst. Klagers cel beschikte over een mechanisch aan- en afzuigkanaal van lucht en boven het raam zit een ventilatierooster. Na de beklagzitting is geconstateerd dat het ventilatierooster op klagers cel permanent open stond en niet kon worden dichtgemaakt. Aldus was sprake van luchtverversing op natuurlijke en mechanische wijze. Er zijn na klagers overplaatsing vanuit het JCvSZ naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum geen reparatiewerkzaamheden aan het ventilatierooster verricht. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft desgevraagd te kennen gegeven dat het ventilatiesysteem conform de jaarlijkse aselecte steekproef – gehouden in oktober 2018 – aan de gestelde normen voldoet. Er is een debiet van 89 m³ per uur gemeten. Vanuit de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) geldt een debiet van 50 m³ als norm voor een eenpersoonscel. Voor enkelcellen met een douche in het JCvSZ, waar klager ten tijde van het beklag verbleef, geldt vanuit DJI een norm van 75 m³ per uur. De inrichting voldeed volgens het Rijksvastgoedbedrijf ruimschoots aan die norm. De omstandigheden worden in het JCvSZ, juist omdat daar patiënten verblijven, nauwlettend in de gaten gehouden. Er lopen overal artsen rond. Als zij inschatten dat de situatie onmenselijk of niet veilig is, worden patiënten uit die situatie weggehaald. Dat is in de periode van 23 tot en met 28 juli 2019 niet gebeurd. Uit de omstandigheden (temperatuur) in deze periode zijn naast de klacht van klager ook geen andere beklagzaken voortgekomen.       

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De directeur van het JCvSZ heeft niet voldaan aan zijn zorgplicht en evenmin aan het hitteprotocol in de periode van 23 tot en met 28 juli 2019. Klager heeft in die periode twee keer een raketijsje gekregen en hij kreeg één keer per dag een glas limonade. De temperatuur in zijn cel is opgelopen tot 44 graden en de luikjes werden niet opengezet. Hij had geen extra luchtmoment. In het JCvSZ verblijven gedetineerden die ziek zijn, hetgeen de situatie nog nijpender maakte en waardoor de zorg in het geding kwam. Ook voor het personeel was het bijna onmogelijk om te werken. Het personeel heeft verteld e-mails aan de directeur te hebben verzonden, maar daarop is geen actie ondernomen. Ter zitting van de beklagcommissie heeft de juridisch medewerker erkend dat het ventilatierooster defect was en dicht zat, zodat geen verse lucht naar binnen kwam. Er zijn twee getuigen, werkzaam in het JCvSZ, die dit ook hebben waargenomen. Daarnaast werkte ook het luchtcirculatiesysteem niet. Daardoor kwam er geen frisse lucht in zijn cel. In de badkamers zit zwarte schimmel, die door slechte ventilatie is ontstaan. Het was bloedheet in de cel en er kon niks open. De airconditioning op de gang deed het ook niet. De situatie was onmenselijk. Klager is het dan ook niet eens met de toegekende tegemoetkoming van € 7,50. Hij heeft bijna een week in een hel gezeten. De temperatuur in zijn cel was ’s nachts ook 44 graden, zodat slapen bijna niet mogelijk was. Er zijn veel medegedetineerden die hetzelfde probleem hadden en indien nodig kunnen getuigen.

 

3.         De beoordeling

Klager heeft op 20 december 2019 verzocht het beroep aan te houden en een nieuwe zitting te plannen zodat hij zijn beroep en het verweer op het beroep van de directeur alsnog mondeling kan toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting voldoende ingelicht acht om in beide zaken in beroep te beslissen.

Het beklag van klager ziet op de hoog opgelopen temperaturen in het JCvSZ en de gebrekkige ventilatiemogelijkheden in zijn cel. De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de hoog opgelopen temperaturen in het JCvSZ ongegrond verklaard, omdat de directeur geen invloed op de temperaturen heeft kunnen hebben en extra inspanningen heeft verricht in het verstrekken van middelen en frisdranken aan gedetineerden, waarmee hij op voldoende wijze aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De beroepscommissie kan zich met dit oordeel van de beklagcommissie en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen verenigen.

Ten aanzien van de ventilatiemogelijkheden in klagers cel heeft de beklagcommissie overwogen dat ‘(…) door de directeur ter beklagzitting onvoldoende is weersproken dat de ventilatie in deze verblijfsruimte op voldoende (de beroepscommissie begrijpt: ‘onvoldoende’) wijze heeft voldaan aan de eisen van de Regeling eisen verblijfsruimten gedetineerden’. Namens de directeur is ter beklagzitting toegelicht dat een aan- en afzuigkanaal van lucht in klagers cel aanwezig waren en dat boven het raam in klagers cel een ventilatierooster zat. Klager heeft ten overstaan van de beklagcommissie aangevoerd dat het aan- en afzuigkanaal dicht was en niet open kon, zodat geen aanzuiging van frisse lucht plaatsvond. Namens de directeur is tijdens de beklagzitting te kennen gegeven dat dit niet is geconstateerd. Na de beklagzitting is bij een onderzoek van de cel waar klager ten tijde van het beklag verbleef, vastgesteld dat de bedieningsknop van het aan- en afzuigkanaal het niet deed, maar dat het kanaal open stond en niet dicht kon, zodat het permanent open stond. De cel waarin klager verbleef, voldeed daarmee aan het bepaalde in artikel 6, derde lid, van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (de Regeling) voor zover de lucht in de verblijfsruimte op natuurlijke wijze voldoende dient te kunnen worden ververst. Wat betreft het op mechanische wijze verversen van de lucht in de verblijfsruimte heeft het Rijksvastgoedbedrijf op 3 oktober 2019 te kennen gegeven dat het afzuigsysteem conform de jaarlijkse aselecte steekproef (gehouden in oktober 2018) aan de gestelde normen voldoet, nu een debiet van 89 m³ per uur is gemeten en vanuit DJI een debiet van 50 m³ per uur als norm wordt gehanteerd. In enkelcellen met een douche in het JCvSZ zoals de verblijfsruimte van klager geldt als norm een debiet van 75 m³ per uur. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft verder uiteengezet dat geen koeling in het systeem zat en dat de inblaas- en retourtemperaturen door de hoge buitentemperaturen zijn gestegen. Klager heeft deze technische bevindingen niet weersproken.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de verblijfsruimte waarin klager ten tijde van het beklag verbleef, voldeed aan het gestelde in artikel 6, derde lid, van de Regeling. Het beroep van de directeur zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal in zoverre alsnog ongegrond worden verklaard. Het beroep van klager zal gelet daarop ongegrond worden verklaard. De grondslag van de door de beklagcommissie aan klager toegekende tegemoetkoming komt, gelet op het voorgaande, te ontvallen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover de directeur daartegen beroep heeft ingesteld en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond (R-19/4815/GA).

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ongegrond (R-19/4878/GA).

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M. Keppels, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 9 maart 2020.

 

            secretaris        voorzitter

Naar boven