Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4102/GA, 2 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4102/GA

betreft: [klager]            datum: 2 maart 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Vught, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, en zijn raadsvrouw mr. C.Z.A.M. Skanderova, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de omstandigheid dat aan klager ten onrechte geen verlof wordt toegekend, in het kader van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) (VU 2019/000727).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Aangezien aan klager onder meer geen sociaal verlof of begeleid verlof wordt verleend, wordt hem elke vorm van resocialisatie onthouden. Hoewel de extramurale fase van de ISD-maatregel na een jaar dient in te gaan, heeft hij tot op heden geen vrijheden genoten. Anders dan de beklagcommissie overweegt, heeft hij enkele maanden geen rapporten gehad in verband met negatieve urinecontroles. De beslissing van de directeur, inhoudende dat klager eerst verlof zou krijgen nadat gedurende vier weken geen sprake zou zijn van positieve urinecontroles, is niet onredelijk of onbillijk. Dat is anders ten aanzien van de beslissing af te zien van het eerder voorgenomen klinische traject en in plaats daarvan over te gaan tot het inzetten van een praktisch traject, inclusief verlofmogelijkheden. In dit verband wordt verwezen naar de beschikking van 17 december 2018 ter zake van de tussentijdse beoordeling van de aan klager opgelegde ISD-maatregel. Hoewel ten tijde van deze beslissing bekend was dat zijn motivatie voor een klinisch traject ontbrak, heeft het nog vier maanden geduurd alvorens dit traject naar een praktisch traject met verlofmogelijkheden is omgezet. Indien hiertoe eerder was beslist, had klager zijn gedrag hierop kunnen afstemmen, zodat bij de directeur voldoende vertrouwen bestond hem op grond van artikel 20c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) verlof te verlenen.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Op grond van de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ wordt een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van harddrugs gesanctioneerd met (onder meer) intrekking van het eerstvolgende verlof. In verband met klagers verslavingsproblematiek en daarmee gepaard gaande positieve urinecontroles zijn hem meerdere disciplinaire straffen opgelegd. Met hem is de afspraak gemaakt dat aan hem eerst sociaal verlof wordt verleend, indien hij voor de duur van vier weken negatief scoort bij urinecontroles. Nu hij hieraan niet voldeed, is de in het verlofplan vastgestelde datum van het sociaal verlof doorgeschoven. Mede vanwege het feit dat maatwerk is geleverd, kan deze beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. In klagers geval was afbouw van zijn drugsgebruik onvoldoende reden om het verlof toe te kennen. Inmiddels heeft hij sociaal verlof genoten, waarbij hij te laat in de inrichting is teruggekeerd.

3.         De beoordeling

Klager is gedetineerd in verband met een aan hem opgelegde ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van in totaal 120 dagen met aftrek, evenals een gevangenisstraf van zeventig dagen vanwege de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verder dient hij een (subsidiaire) hechtenis te ondergaan van acht dagen op grond van de wet Terwee. De einddatum van klagers detentie is op dit moment bepaald op 9 november 2020.

Wettelijk kader

Op grond van artikel 20c van de Regeling kan de directeur een verlof toekennen aan een betrokkene ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van de intramurale fase van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders plaatsvindt. De directeur bepaalt de frequentie en de duur van het verlof, dat ten minste twee uur en ten hoogste 52 uur kan bedragen. Hierbij houdt de directeur rekening met de mate waarin vertrouwen bestaat dat het verlof zonder incidenten zal verlopen. De directeur kan besluiten dat de betrokkene tijdens het verlof wordt begeleid.

Artikel 18, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur zorgdraagt dat zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen een maand na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting voor stelselmatige daders, zo veel mogelijk in overleg met hem, een verblijfsplan wordt vastgesteld. De directeur draagt zorg dat de tenuitvoerlegging overeenkomstig het verblijfsplan plaatsvindt (artikel 18b van de Pbw).

Op de voet van artikel 6 van de Regeling stelt de directeur die bevoegd is over het verlof te beslissen de gedetineerde schriftelijk in kennis van zijn beslissing. Volgens de toelichting op artikel 20c van de Regeling (Stcrt. 2002, 221, p. 8) is aan dit vereiste voldaan, voor zover de directeur een verlofschema heeft opgesteld, dat al dan niet onderdeel uitmaakt van het verblijfsplan.

Inhoudelijke beoordeling

Klagers raadsvrouw klaagt in beroep over het verloop van de behandeling van de aan hem opgelegde ISD-maatregel. Dit betreft een uitbreiding van de oorspronkelijke klacht. In zoverre dient klager daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. Voor klachten over onder meer het verloop van het traject, de inhoud, de doelmatigheid en de zorgvuldigheid van de behandeling bestaat een afzonderlijke procedure, zoals bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat hiertegen op grond van artikel 60 van de Pbw geen beklag openstaat. Overigens heeft klager inmiddels de procedure van artikel 38s Sr doorlopen.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat bij klager kort na binnenkomst in de inrichting voor stelselmatige daders een klinisch traject is ingezet, waarbij sociale verloven niet aan de orde zijn. Op 30 april 2019 is dit traject omgezet in een praktisch traject, waarbij sociale verloven wél tot de mogelijkheden behoren. Daartoe is een sociaal verlofplan opgesteld en is met klager, in verband met zijn veelvuldige drugsgebruik, de afspraak gemaakt dat slechts verlof wordt verleend indien hij gedurende vier weken enkel negatief scoort bij urinecontroles. Klagers klacht dateert echter van 23 april 2019, oftewel van de periode dat aan hem – op grond van zijn verblijfsplan – geen verloven werden toegekend. In het licht hiervan is klagers stelling dat hem ten tijde van het klinische traject mondeling een verlof is toegezegd, onvoldoende aannemelijk, althans is deze stelling onvoldoende onderbouwd. Van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 van de Pbw is daarom geen sprake.

Gezien het voorgaande zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en zal klager alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn klacht.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep, voor zover het de uitbreiding van de oorspronkelijke klacht betreft.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 2 maart 2020.

            secretaris        voorzitter

Naar boven