Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2901/GV, 12 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2901/GV

betreft: [klager] datum: 12 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 8 december 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klaagster heeft aangevoerd dat haar verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft zij als volgt toegelicht. De beslissing is niet goed gemotiveerd. Klaagster is niet teruggekeerd van haarlaatste verlof, omdat de vader van haar kinderen dreigde om haar kinderen van haar af te nemen. In juli 2003 heeft klaagster gebeld met het ministerie van justitie en gevraagd of zij een langere straf zou krijgen als zij zichzelfzou melden. Klaagster heeft zich gemeld op 12 september 2003. Zij wist, toen zij zich meldde, niet dat zij nog recht op verlof zou hebben, maar volgens het BSD maakte klaagster nog wel een kans op verlof omdat zij zich had gemeld.Klaagster heeft haar kinderen en overige familie blij gemaakt met dit nieuws maar heeft nu vernomen dat verlof niet mogelijk is, omdat de selectiefunctionaris geen vertrouwen meer in klaagster heeft. Klaagster verzoekt om haarnogmaals een kans te geven. Zij gaat niet nog een keer op de vlucht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek is niet voor inwilliging vatbaar geacht, omdat er gezien de beschikbare informatie geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Klaagster isop 10 december 2001 niet teruggekeerd van een regimair verlof vanuit de h.o.i. Ter Peel. Na een periode van ontvluchting van 21 maanden is klaagster op 12 september 2003 aangehouden bij de douane van Schiphol. Reden waarom hetopenbaar ministerie negatief adviseert ten aanzien van verlofverlening.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Scheveningen Noord heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven niet akkoord te gaan met verlofverlening.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van 22 maanden met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. In de periode van 10 december 2001 tot 12 september 2003 heeft klaagsterzich onttrokken aan detentie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 mei 2004. Aansluitend dient zij eventueel 49 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhavingverkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klaagsters eerste verlofaanvraag. Zij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klaagster is na een aan haar verleend regimair verlof niet teruggekeerd in de inrichting en heeft zich gedurende circa 21 maanden aan detentie onttrokken.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klaagsters verlofaanvraag voldoende rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing vande Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d.24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven