Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4779/TA, 16 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4779/TA

betreft: [klager]            datum: 16 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. de Groot, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 september 2019 van de beklagcommissie bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug (klachtnummer VE 2019-77), verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 november 2019, gehouden in het CTP Veldzicht te Balkbrug, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.J. de Groot, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling, […], psychiater, en […], directiesecretaris.

Van dit horen is een verslag opgemaakt, dat hierbij gaat en waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de instelling van 20 juni 2019 tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, Bvt (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard voor wat betreft de soort medicatie en de dosering hiervan en voor het overige het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het behoort tot de zorgplicht van het hoofd van de instelling dat een patiënt de juiste medicatie in de juiste dosering ontvangt. Het gaat ook nog eens over medicatie waarbij de directeur toestaat dat deze onder dwang wordt toegediend. Het hoofd van de instelling heeft zijn zorgplicht geschonden. Klager verwijst naar zijn klaagschrift en de aanvulling hierop voor de beklagcommissie. De arts die voor de second opinion door de instelling is ingehuurd, is een in de instelling dienstdoende arts. Het hoofd van de instelling heeft erkend dat de betreffende arts werkzaam is binnen hetzelfde complex waar klager verblijft doch op een andere afdeling. Gelet op de bijzonderheid dat klager een hoeveelheid clozapine voorgeschreven krijgt die ver boven de normale of maximale dosering valt, alsook dat is overwogen ECT in te zetten, sluit klager niet uit dat zijn casus intercollegiaal besproken is en dus ook met de betreffende arts. Klager meent daarom dat ten onrechte door de beklagcommissie is overwogen dat de second opinion door een onafhankelijk arts is uitgevoerd.

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht als verwoord in bijgaand verslag, kort samengevat inhoudende dat voor de behandeling van klager wordt aansloten bij de geldende richtlijnen en dat de geconsulteerde second opinion psychiater niet is betrokken bij de behandeling van klager. 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie merkt op dat onderhavig beroep enkel ziet op het onder dwang toedienen van medicatie en niet op het toepassen van ECT. Het beroep tegen het onder dwang toepassen van ECT is in behandeling onder nummer R-19/3211/TA en hierover zal separaat een beslissing volgen.

Ingevolge artikel 16c, eerste lid, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder a, Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Doel van de a-dwangbehandeling is te voorkomen dat de verpleegde langdurig op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)instelling moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van (dreigend) onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt.

Ingevolge artikel 16c, vijfde lid, Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot voortzetting van de a-dwangbehandeling indien dit blijkens overleg met de behandelend psychiater nodig is.

Uit de stukken komt naar voren dat klager is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type en cannabisafhankelijkheid. De chronische psychose van klager is therapieresistent gebleken. Er is sprake van een uitgebreid waansysteem bestaande uit grootheidswanen en geen tot nauwelijks ziekte- en probleeminzicht. In het behandelplan wordt beschreven dat klager vanuit zijn psychotische beleving het idee krijgt dat hij door medepatiënten wordt getreiterd en dit leidt vervolgens tot onverwacht fysiek agressief gedrag jegens medepatiënten. Het chronisch psychotische toestandsbeeld, de onvoorspelbaarheid en het gebruiken van fysieke agressie om, met in zijn ogen gevoelens van vernedering om te gaan, maken dat de kans op recidive groot blijft. De hoge dosering clozapine heeft geleid tot een afname van frequentie van gewelddadige incidenten, maar niet tot het verdwijnen daarvan. Ter zitting van de beroepscommissie is namens het hoofd van de instelling toegelicht dat sinds klagers binnenkomst in de instelling drie incidenten hebben plaatsgevonden, in juni, augustus en november 2019. 

De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de instelling, gezien de omstandigheden als hierboven vermeld, in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het noodzakelijk was om de eerder ten aanzien van klager ingezette a-dwangbehandeling voor wat betreft de toediening van dwangmedicatie voort te zetten. De voortzetting van de dwangbehandeling wordt in zoverre door de geconsulteerde second opinion psychiater onderschreven.

De beroepscommissie merkt bij het vorenstaande op dat het aan de psychiater(s) van de instelling is te bepalen welk middel en in welke dosering dit middel in het kader van de dwangbehandeling moet worden ingezet. Dit betreffen medisch inhoudelijke beslissingen die niet als een beslissing van het hoofd van de instelling kunnen worden aangemerkt. Het hoofd van de instelling mag hierbij afgaan op het medisch oordeel van de behandelend psychiater.

In onderhavige casus is het oordeel van een second opinion psychiater ingewonnen.

In RSJ 26 oktober 2018, R-872 heeft de beroepscommissie in een soortgelijke kwestie geoordeeld dat de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten biedt voor het criterium dat de niet bij de behandeling betrokken psychiater die de directeur adviseert omtrent toepassing van een a-dwangbehandeling niet bij dezelfde inrichting als waar de gedetineerde verblijft, werkzaam kan zijn. De in beroep door klager opgeworpen vraag of de second opinion psychiater wel of niet in dienst is bij de instelling is voor de beoordeling van diens onafhankelijkheid dus niet van belang. In het algemeen kan worden aangenomen, dat als nog geen jaar is verlopen sinds de psychiater die het onderzoek heeft verricht voor het laatst behandelcontact met de betrokkene heeft gehad, deze psychiater niet kan worden aangemerkt als zijnde ‘niet bij de behandeling betrokken’. Niet gebleken is dat de betreffende psychiater bij de behandeling is betrokken. De omstandigheid dat de betreffende psychiater op zaterdag 6 juli 2019 – en dus na het afgeven van de second opinion - door de medische dienst is benaderd als dienstdoende psychiater, maakt dit niet anders. 

Gelet op de zich in het dossier bevindende stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Tot slot acht de beroepscommissie aannemelijk dat de a-dwangbehandeling doelmatig is, in die zin dat de toediening van de hoge dosis clozapine heeft geresulteerd in een afname van de frequentie van de gewelddadige incidenten. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.   

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. M.J. Selnick Marzullo en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid  aan mr. R. Kokee, secretaris, op 16 januari 2020.

            secretaris        voorzitter

Naar boven