nummer: 03/2986/GV
betreft: [klager] datum: 27 januari 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 5 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 december 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Gelet op de thuissituatie is het noodzakelijk dat aan klager strafonderbreking wordt verleend. Hij begrijpt niet dat de hem opgelegde gevangenisstraf hieraan in de weg staat, te meer nu hem eerder wel strafonderbreking is verleend.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er zijn onvoldoende redenen om strafonderbreking te verlenen. Er is onvoldoende gekeken naar andere oplossingsvormen zoals bv. schuldhulpverlening. Bij deze beslissing is het strafrestant en het negatieve advies van de officier vanjustitie in aanmerking genomen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Nieuw Vosseveld te Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mede gelet op het negatieve advies van de officier van justitie.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van strafonderbreking aangezien klager recentelijk tot een lange gevangenisstraf is veroordeeld en er eengroot recidivegevaar bestaat.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes met aftrek, wegens verkrachting, bedreiging en doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 oktober 2006.
Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan meteen andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto 23 kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor een bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerende levenspartner of kind.
De beroepscommissie overweegt dat uit de overgelegde medische gegevens onvoldoende is gebleken van een noodzaak als bedoeld in de Regeling tot het verlenen van strafonderbreking. Gelet op het vorenstaande is geen sprake vanbijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 27 januari 2004
secretaris voorzitter