Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5190/GB, 11 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/5190/GB

Betreft: […]       datum: 11 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Wiersma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 30 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Sittard afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 2 oktober 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

3.         De standpunten
3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers beperkte sociale leven speelt zich geheel af in zijn woonomgeving, […]. Hij heeft geen contact met familieleden. Klager heeft alleen contact met zijn twee kinderen van drie en vijf jaar oud, die ook in het Zuiden van het land wonen. Met name zijn oudste dochter ervaart psychische problemen sinds klager gedetineerd is. Zij krijgt daartoe professionele begeleiding. Klager heeft er dan ook belang bij om zo dicht mogelijk bij hen gedetineerd te zijn. De reisafstand naar Zaanstad is voor de kinderen en voor degenen die met hen ter begeleiding mee moeten reizen, praktisch niet uit te voeren. De reis brengt bovendien hoge kosten met zich mee. Op deze wijze blijft klager verstoken van bezoek.
3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Bezoekproblemen zijn inherent aan detentie en vormen behoudens uitzonderlijke omstandigheden geen selectiecriterium. Klager heeft geen  medische stukken overlegd waaruit blijkt dat zijn dochter psychische klachten heeft en hiervoor professionele begeleiding krijgt. Daarnaast heeft klager niet duidelijk gemaakt waarom een aantal kennissen uit dezelfde woonomgeving zijn dochters niet mee kunnen nemen. Het enkele feit dat zij niet naar Zaanstad kunnen afreizen, is daarom niet voldoende. Klager is niet verstoken van bezoek. Uit navraag bij de inrichting blijkt dat hij een aantal keren bezoek heeft gehad van personen met dezelfde achternaam. Klager heeft niet toegelicht waarom zij zijn dochters niet zouden kunnen meenemen.

4.         De beoordeling
4.1.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van zijn plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2.      Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Regeling wordt een gedetineerde voorafgaand aan een veroordeling in eerste aanleg geplaatst in een h.v.b. dat bij voorkeur is gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging.
4.3.      Klager is preventief ingesloten voor het arrondissement Amsterdam. Hij heeft verzocht om overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Sittard, in verband met bezoekproblemen die zijn twee kinderen zouden ondervinden. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat klager graag dichtbij zijn kinderen gedetineerd wil zijn, levert deze omstandigheid echter geen voldoende zwaarwegend argument op voor overplaatsing naar de p.i. Sittard, die op grote afstand van het arrondissement Amsterdam ligt. Daartoe overweegt de beroepscommissie als volgt.
4.4.      Klager is nog niet lang gedetineerd. Hij heeft weliswaar nog geen bezoek van zijn kinderen ontvangen, maar wel van anderen. Het is niet duidelijk waarom de kennissen van klager zijn kinderen niet kunnen meenemen naar het JC Zaanstad. Volgens klager komen deze contacten immers uit dezelfde omgeving als die waar zijn kinderen wonen. Klager heeft voorts de psychische problemen van zijn oudste dochter niet onderbouwd. Mocht klager in eerste aanleg worden veroordeeld, dan kan hij in het kader van een selectie naar een gevangenis opnieuw zijn voorkeur uitspreken voor een gevangenis in de buurt van zijn woonomgeving. Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. van Noordt , secretaris, op 11 februari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven