Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5427/JV, 12 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/5427/JV

Betreft: […]                                                      datum: 12 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Scheffer, namen […], geboren op [1999], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 december 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 28 januari 2019, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Dionisius, en namens verweerder de senior selectiefunctionaris […]. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft de verleende machtiging voor klagers eendaags onbegeleid verlof ingetrokken.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager is tijdens een begeleid verlof op 14 augustus 2019 door zijn begeleider alleen gelaten. Klager had hem gevraagd of hij aan een andere tafel wilde zitten, maar later bleek de begeleider hem helemaal alleen te hebben gelaten. Klager weet niet waarom. Op 30 september 2019 liet zijn begeleider hem wederom alleen. Klager had toen rijles. Zijn begeleider is relatief lang en wilde niet achterin de (kleine) lesauto plaatsnemen. In plaats van mee te gaan met de rijles is zijn begeleider naar een vriendin gegaan waarmee hij vreemdging, aldus klager. Toen klager werd gebeld door een gedragswetenschapper, heeft hij direct gezegd dat en waarom de begeleider hem alleen had gelaten. De gedragskundige heeft met die informatie echter niets gedaan. Klagers traject is eerder gestagneerd, door onjuiste verklaringen over afpersing en bedreiging. Hij durfde de misstanden daarom aanvankelijk niet hogerop te melden. Hij heeft eerst bewijsmateriaal (Whatsapp-gesprekken) verzameld. Toen de begeleider dreigde onwaarheden over klagers gedrag tijdens de verloven te verspreiden, heeft klager de eerdere incidenten alsnog gemeld bij de senior van de afdeling. Vervolgens werden zijn verloven stopgezet. Het is onredelijk dat aan klager een situatie wordt tegengeworpen die (hoofdzakelijk) is te wijten aan de begeleider. Die heeft zich immers onprofessioneel gedragen. Het resocialisatietraject loopt nu voor de tweede keer vertraging op. Klager is niet zonder begeleiding naar binnen geweest bij de kapperszaak van zijn vader. Dat kan blijken uit camerabeelden. Zijn ouders wisten er ook niet van dat hij alleen is gelaten tijdens verloven. Namens verweerder is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager genoot begeleide verloven. Naar aanleiding van de evaluatie daarvan, is op 26 november 2019 een machtiging afgegeven voor eendaags onbegeleid verlof. Op 29 november 2019 is de Minister bericht over een voorval met betrekking tot de begeleiding van klager tijdens klagers begeleid verlof. Volgens de inrichting heeft het initiatief tot het niet plaatsvinden van de vereiste begeleiding niet alleen bij de begeleider gelegen, maar deels ook bij klager. Hij is ook zonder zijn begeleider bij zijn vaders kapperszaak naar binnen geweest. De directeur heeft klagers verloftraject voor onbepaalde tijd stopgezet. Er zou nader onderzoek plaatsvinden, waarna het verloftraject zou worden heroverwogen. Nu de verleende machtiging op onjuiste informatie was gebaseerd, is deze ingetrokken. Vanuit de inrichting is nog geen nieuwe aanvraag binnengekomen om de (begeleide) verloven weer te hervatten. Klagers traject ligt op dit moment dus inderdaad nog stil. Doordat de begeleider ontslag heeft genomen, was het moeilijker om uit te zoeken wat er precies is gebeurd.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een jeugddetentie van 22 maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk en aansluitend een PIJ-maatregel voor de duur van (maximaal) drie jaar. Op grond van artikel 13, tweede lid, onder b en c, van de Regeling verlof en STP jeugdigen (hierna: de Regeling) kan verweerder een verlofmachtiging intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de veiligheid van de jeugdige of voor de veiligheid van anderen, dan wel indien dit noodzakelijk is voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Verweerder heeft de verlofmachtiging ingetrokken, omdat hem informatie bereikte vanuit de inrichting, waaruit bleek dat klager (twee keer) tijdens een begeleid verlof alleen was gelaten. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat de inrichting al in september 2019 op de hoogte was van de verkeerd verlopen verloven (althans van het tweede verkeerd verlopen verlof). Dat had aanleiding moeten vormen om contact op te nemen met de Divisie Individuele Zaken (DIZ). Verweerder had dan nader onderzoek kunnen doen, terwijl de directeur de verloven tijdelijk had kunnen intrekken. Op grond van artikel 14 van de Regeling, in verbinding met artikel 36 en 39 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen, kon de directeur dat immers ook doen terwijl de machtiging (voor de begeleide verloven) nog niet was ingetrokken. Een en ander is echter niet gebeurd. Pas eind november 2019, nadat de machtiging voor onbegeleide verloven is afgegeven, heeft de inrichting verweerder geïnformeerd over de incidenten. Het is begrijpelijk dat verweerder vervolgens nader onderzoek heeft willen doen, maar nu deze informatie al veel langer bekend was, is de onmiddellijke intrekking van de verlofmachtiging disproportioneel. Daarbij is ook van belang dat het dossier, zoals dat er nu (alweer enkele maanden later) ligt, geen aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat klager zelf een (grote) rol heeft gehad in de verkeerd verlopen verloven en evenmin voor de conclusie dat klager zonder begeleiding in zijn vaders kapperszaak is geweest.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Daarmee is de eerder verleende verlofmachtiging dus weer van kracht. De beroepscommissie ziet tot slot aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 50,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, drs. H. Heddema en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris, op 12 februari 2020.

            secretaris         voorzitter

Naar boven