Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3264/GA, 26 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:26-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/3264/GA

betreft: [klager]            datum: 26 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting Ter Apel, gericht tegen een uitspraak van 27 maart 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de gestelde omstandigheid dat klager de arbeid waarvoor hij is geselecteerd niet kan uitvoeren vanwege zijn – door de inrichting niet serieus genomen – rugklachten (TA-2017-000357). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter overweegt dat ‘de directeur klager pas op 21 december 2017, derhalve bijna vier maanden na de vaststelling van klagers belastbaarheid, in de gelegenheid heeft gesteld om passende arbeid te gaan verrichten’. Deze opvatting is onjuist. Klager is op grond van zijn klachten en het oordeel van de medische dienst op werkzaal 4 geplaatst. Deze werkzaal is gezien klagers situatie zeer geschikt om arbeid te verrichten. Op deze werkzaal worden beugels in elkaar gezet en ingepakt. Er staan tafels waaraan afwisselend gezeten of gestaan kan worden. Bovendien laat de beklagrechter zich ten onrechte uit over de zaken die speelden meer dan drie maanden na het indienen van de klacht. De uitspraak dient te zien op de periode voorafgaand aan het indienen van de klacht. Nu klager wel degelijk passende arbeid is aangeboden, er veel aandacht is voor de medische klachten van klager en het niet serieus genomen voelen geen beslissing is door of namens de directeur genomen, wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren.  Klager heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.           De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat het namens klager ingediende klaagschrift is gedateerd op 15 september 2017 en op grond de Pbw enkel kan zien op de periode daarvoor. Uit het dossier komt naar voren dat klager op of omstreeks 23 augustus 2017 in de inrichting is geplaatst. Op 24 augustus 2017 is klager gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard. In de toelichting van de arts hierop staat dat klager in de gelegenheid moet worden gesteld te bewegen en van houding te veranderen (zitten/staan). Ook mag hij geen zware dingen tillen en dient hij bij te veel pijnklachten in de gelegenheid te worden gesteld naar zijn cel te gaan om te rusten. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat klager per 11 september 2017, rekening houdend met zijn medische klachten, is geplaatst op werkzaal vier waar de werkzaamheden bestaan uit het in elkaar zetten en inpakken van beugels. In beroep heeft de directeur toegelicht dat in die werkzaal tafels staan waaraan afwisselend gestaan of gezeten kan worden. Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende vast komen te staan dat aan klager passende arbeid is geboden, maar dat klager hieraan geen deel heeft willen nemen. Hij kon daarom in redelijkheid als werkweigeraar worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal, gelet op het voorgaande, gegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D. van der Sluis, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 26 februari 2020.

            secretaris        voorzitter

Naar boven