Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4278/TA en R-19/4359/TA, 17 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummers:       R-19/4278/TA en R-19/4359/TA

betreft: [klager]            datum: 17 februari 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften ingediend door respectievelijk het hoofd van FPC de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen instelling, en door mr. A. Ytsma namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 juli 2019 van de beklagcommissie bij voornoemde instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught is gehoord klagers raadsman mr. A.R. Ytsma en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling mevrouw […], jurist. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         de beperking van de bewegingsvrijheid tot de afdeling per 3 mei 2019 (PN 2019/068);

b.         de weigering van bepaald bezoek per 6 mei 2019 (PN 2019/069) en

c.         het voortduren van de beperking van de bewegingsvrijheid tot de afdeling (PN 2019/076).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a. en c., alsmede het beklag onder b. gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 10,=  op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep van klager ziet op de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag onder a. en c. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a. Klager heeft verklaard dat het UC-plan niet met hem is besproken en dat het ook niet aan hem is uitgereikt. De opgelegde beperking is aan te merken als een maatregel van afdelingsarrest. De formaliteiten voor het opleggen van afdelingsarrest zijn niet in acht genomen. Klager heeft niet eerder positief gescoord bij een urinecontrole (hierna: UC). Klager is negatief getest op het gebruik van anabolen. Het is mogelijk dat klager vals positief heeft gescoord. Klager is ten onrechte in zijn vrijheid beperkt. Daarnaast is oplegging van afdelingsarrest niet terecht geweest, nu in een later afgenomen UC geen cocaïne meer aanwezig was. Nu er geen UC-plan aanwezig was, had afdelingsarrest moeten worden opgelegd met ingang van 3 mei 2019. Het afdelingsarrest is opgeheven per 13 mei 2019. Verzocht wordt om hiervoor een tegemoetkoming aan klager toe te kennen. Niet onomstotelijk is vast komen te staan dat klager cocaïne heeft gebruikt en ook is niet gebleken dat hij anabolen heeft gebruikt. Daarbij kan voorts niet worden vastgesteld dat hij de orde en veiligheid binnen de instelling in gevaar heeft gebracht en ook niet dat dit door bezoek van klager is gebeurd. Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep van de instelling ziet op de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag onder b. Het beroep van de instelling ziet daarbij op de overweging van de beklagcommissie dat de instelling niet had kunnen beslissen tot het weigeren van bezoek, nu een lichter middel voorhanden zou zijn. Door de instelling is reeds toegelicht dat het, vanwege personele redenen, niet mogelijk was om toezicht te houden op het bezoek. Daarbij komt dat, ook al wordt toezicht gehouden op het bezoek, dit nog steeds ruimte laat voor het overhandigen van goederen. Er was in die periode veel onrust op de afdeling vanwege de positieve score van meerdere patiënten op het gebruik van anabolen. Binnen de instelling zijn veel patiënten met problematiek rondom middelengebruik. Bij veel van hen is in het behandelplan beleid opgenomen ten aanzien van de beperking van vrijheden bij het gebruik van middelen. Op het moment dat sprake is van een positieve score, wordt op grond van het behandelplan de bewegingsvrijheid beperkt. Op het moment dat een patiënt binnenkomt in de instelling, is er nog geen behandelplan. Indien dan een positieve score volgt op het gebruik van middelen, wordt afdelingsarrest opgelegd. Een UC-plan kan aan het behandelplan worden toegevoegd. In eerste instantie is door medewerkers aangegeven dat het UC-plan met klager is besproken en aan hem is uitgereikt. Later is gebleken dat het plan niet is uitgereikt aan klager, maar wel met hem is besproken. Nu is echter gebleken dat het UC-plan ook niet met klager is besproken. Het beroep van klager dient derhalve in zoverre gegrond te worden verklaard en de instelling wil hiervoor aan klager haar excuses aanbieden. In het behandelplan staat opgenomen dat, bij een positieve score, de bewegingsvrijheid kan worden beperkt. Individueel beleid kan vervolgens worden vastgesteld. In dit geval is het individuele beleid dat is vastgelegd in een UC-plan niet met klager besproken. Derhalve had aan klager afdelingsarrest opgelegd moeten worden. Nu klager niet is gehoord en ook geen mededeling aan hem is uitgereikt, wil de instelling hem daarvoor een tegemoetkoming toekennen. Klager mocht geen bezoek ontvangen, nu niet kan worden uitgesloten dat het bezoek middelen mee naar binnen neemt. De instelling werd voor het eerst geconfronteerd met positieve scores op anabolen. Hiermee heeft men niet eerder in de instelling te maken gehad. De zorgmanagers hebben gekeken hoe hiermee dient te worden omgegaan. Bij alle patiënten is het bezoek, dat hen het laatst heeft bezocht, geweigerd, zodat kon worden bekeken of vervolgens alsnog drugs in de instelling zouden komen. Getracht is om een zo licht mogelijke maatregel op te leggen. Daarbij is ook gekeken naar de mogelijkheid om bezoek onder toezicht te laten plaatsvinden. Dit was – mede vanwege de personeelscapaciteit – niet mogelijk. Indien een patiënt nooit positief scoort op het gebruik van drugs, is er geen aanleiding om gebruik te maken van het UC-plan. Klager heeft positief gescoord op het gebruik van cocaïne. Dit is een vaststaand feit. Het gebruik van harddrugs binnen de instelling is een ernstig feit. Op basis van de positieve score op de UC kon worden besloten tot het beperken van de bewegingsvrijheid op de afdeling. Een tegemoetkoming dient te worden toegekend vanwege het niet horen en het niet uitreiken van een schriftelijke mededeling. Inhoudelijk was voldoende reden aanwezig om aan klager de maatregel op te leggen. 

 3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beklag onder a.:
Uit de stukken volgt dat klager positief heeft gescoord op het gebruik van cocaïne bij een UC.
In beroep is uit het verhandelde ter zitting gebleken dat, anders dan eerder namens de instelling was betoogd, het UC-plan niet met klager is besproken. Nu is gebleken dat het UC-plan geen onderdeel uitmaakte van klagers behandelplan, had aan klager formeel gezien (zo nodig) de maatregel van afdelingsarrest behoren te worden opgelegd. Het betreft derhalve een beperking van klagers bewegingsvrijheid waartegen op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, van de Bvt beklag open staat nadat deze een week heeft geduurd. Klager is op 3 mei 2019 in zijn vrijheden beperkt en deze beperking is opgeheven per 13 mei 2019. De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag. Indien aan klager afdelingsarrest diende te worden opgelegd, gelden de artikelen 53 en 54 van de Bvt betreffende de hoor- en mededelingsplicht in dit geval wel en kan er worden geconcludeerd dat in het onderhavige geval hieraan niet is voldaan. Het beklag zal derhalve wegens dit vormverzuim alsnog op dit punt gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal klager hiervoor een tegemoetkoming van € 15,= toekennen. Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken volgt dat klager positief heeft gescoord op het gebruik van cocaïne bij een UC. Gelet hierop had het hoofd van de instelling aan klager de maatregel van afdelingsarrest in redelijkheid kunnen opleggen. De beroepscommissie zal het beklag van klager gericht tegen het beperken van zijn bewegingsvrijheid derhalve in zoverre ongegrond verklaren.

Ten aanzien van het beklag onder b.:
In artikel 37, derde lid, van de Bvt is bepaald dat het hoofd van de instelling toelating tot de verpleegde van bezoek telkens voor een periode van ten hoogste vier weken kan weigeren indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid, van de Bvt. Op 6 mei 2019 is aan klager een weigering bezoek opgelegd ter handhaving van de orde en veiligheid. Het bezoek dat het laatst bij klager op bezoek is geweest is geweigerd, nadat klager op 3 mei 2019 positief heeft gescoord bij een UC op het gebruik van cocaïne. Hoewel ontoereikend personeelstekort op zich onvoldoende onderbouwing kan vormen voor het weigeren van bezoek in plaats van het houden van toezicht op bezoek, heeft het hoofd van de instelling daarnaast als reden voor het weigeren van bezoek aangevoerd dat het houden van toezicht op het bezoek nog steeds ruimte laat voor het overhandigen van goederen. De beroepscommissie acht daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat niet met de minder zware maatregel toezicht op bezoek had kunnen worden volstaan omdat daarmee niet kan worden voorkomen dat contrabande wordt uitgewisseld. Het beroep van het hoofd van de instelling zal daarom gegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag onder c.:
Zoals de beroepscommissie reeds onder a. heeft overwogen, is klager op 3 mei 2019 in zijn vrijheden beperkt en deze beperking is opgeheven per 13 mei 2019. Voor deze periode had aan klager afdelingsarrest moeten worden opgelegd, nu klager niet in zijn bewegingsvrijheid kon worden beperkt op basis van zijn behandelplan. Nu de beperking van de bewegingsvrijheid langer heeft geduurd dan één week, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie op dit onderdeel vernietigen en klager alsnog ontvangen in zijn beklag.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat, zoals reeds eerder opgenomen onder a., aan klager in redelijkheid de maatregel van afdelingsarrest kon worden opgelegd. De duur van de opgelegde maatregel acht de beroepscommissie eveneens niet onredelijk. Het beroep van klager zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de instelling inzake het beklag onder b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag onder b. alsnog ongegrond.
Ten aanzien van a. en c. vernietigt de beroepscommissie eveneens de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart zij klager op deze punten alsnog ontvankelijk in het beklag. Zij verklaart het beklag onder a. wegens vormverzuim gegrond en zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 15,=. Zij verklaart het beklag onder a. (inhoudelijk) en het beklag onder c. ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden,  in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 17 februari 2020.

             secretaris                                voorzitter

Naar boven