Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4228/TA, 13 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4228/TA

betreft: [klager]            datum: 13 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de instelling, gericht tegen een uitspraak van 16 juli 2019 van de beklagcommissie bij genoemde instelling, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 16 december 2019, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,  zijn gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], jurist, en klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 12 november 2018 tot oplegging van een maatregel van afzondering (klachtnummer RV 2018-585). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De instelling vermoedde niet dat klager nog onder invloed zou zijn van harddrugs. In de schriftelijke mededeling staat nadrukkelijk vermeld dat bij het behandelteam het vermoeden bestaat dat klager onder invloed van harddrugs was (ten tijde van het opleggen van de maatregel van separatie op 9 november 2018). Omdat klager eerder een urinecontrole had geweigerd, kon sociotherapie geen goede inschatting maken hoe klager zou reageren. Om hem geleidelijk op de afdeling te laten verblijven en zo de orde en veiligheid op de afdeling te kunnen handhaven, is besloten klager op 12 november 2018 een afzonderingsmaatregel op te leggen. Omdat klager voldoende stabiel in contact was, is deze afzonderingsmaatregel op 14 november 2018 opgeheven. In de periode van 9 tot 12 november 2018 zijn gesprekken met medepatiënten gevoerd. Hieruit is niets naar voren gekomen. De afzondering was geen pressiemiddel, maar zag op het in contact treden met klager. Toen dit contact beter ging en voldoende was, is de afzondering opgeheven. Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich vinden in het oordeel van de beklagcommissie. De instelling heeft niet uitgelegd waarom een uc-controle nodig was. Hij had immers vier dagen daarvoor een schone uc ingeleverd. Klager heeft de schriftelijke mededeling van de afzondering zo gelezen, dat de instelling niet wisten of klager onder invloed was. Klager had donderdagavond 8 november 2018 toegezegd overal aan mee te werken. Hij is gefouilleerd en zijn kamer is doorzocht. Er is niets aangetroffen. Klager vermoedt dat de afzondering toch is opgelegd als een pressiemiddel.

3.         De beoordeling

Op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 34, eerste lid in verbinding met artikel 32, eerste lid, onder b, van de Bvt is het hoofd van de inrichting (met ingang van 1 januari 2019, de instelling) bevoegd een verpleegde af te zonderen, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.  In de schriftelijke mededeling van 12 november 2018 wordt de maatregel van afzondering als volgt toegelicht: “Op 9 november bent u gesepareerd. U voldoet aan de gestelde voorwaarden waardoor de separatiemaatregel kan worden beëindigd. U heeft een afzonderingsmaatregel opgelegd gekregen omdat er nog onduidelijkheid is over de harddrugs. U zegt geen harddrugs te hebben gebruikt echter is multidisciplinair het vermoeden dat u onder invloed van harddrugs was. Uit gesprekken zal een congruent beeld geschetst moeten worden alvorens u op de afdeling kunt zijn i.v.m. veiligheid van personeel en patiënten.” De beroepscommissie is van oordeel dat door het hoofd van de instelling onvoldoende is onderbouwd waarom klager op 12 november 2018 nog niet voldoende in contact was. Het functioneel in contact zijn met sociotherapie was immers een voorwaarde voor beëindiging van de separatiemaatregel op 12 november 2019 en aan die voorwaarde had klager voldaan. Voor zover het hoofd van de instelling meent dat de status quo tijdens de separatie en afzondering hetzelfde is gebleven, komt dit onvoldoende uit de stukken naar voren. Het beroep van het hoofd van de instelling zal daarom ongegrond worden verklaard.  

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 februari 2020

            secretaris                                voorzitter                    

Naar boven