Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4227/TA, 13 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4227/TA

betreft: [klager]            datum: 13 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de instelling, gericht tegen een uitspraak van 16 juli 2019 van de beklagcommissie bij genoemde instelling, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 16 december 2019, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,  zijn gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], jurist, en klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft de beslissing van 9 november 2018 tot oplegging van een maatregel van separatie (klachtnummer RV 2018-555 en 556). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De maatregel is opgelegd omdat geen inschatting gemaakt kon worden van het gedrag van klager, zijn gemoedstoestand en risico’s, waardoor de veiligheid op de afdeling niet kon worden gewaarborgd. Klager had een urinecontrole geweigerd, het luikje afgeplakt en zich dreigend uitgelaten. Het was niet mogelijk klagers deur te openen, omdat er geen functioneel contact mogelijk was. Op dat moment is contact opgenomen met de directie, omdat de situatie toenemend dreigend werd ingeschat. Het vermoeden bestond dat klager zich mogelijk op zijn kamer zou bewapenen. Acuut ingrijpen werd daarom noodzakelijk geacht. De directie was op dat moment niet in de kliniek aanwezig. De directie heeft zich - in verband met de acute noodzaak - telefonisch akkoord verklaard met onmiddellijke separatie zonder klager voorafgaand te horen. Klager is vooraf wel gehoord door de senior van dienst en is geboeid overgebracht naar de extra beveiligde separeer. Vervolgens is de directie zo spoedig mogelijk naar de kliniek gekomen en heeft klager alsnog aanvullend gehoord. Indien zou zijn gewacht tot het moment dat klager door de directie zou zijn gehoord, zou de kans op escalatie groter zijn geweest. Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich vinden in het oordeel van de beklagcommissie. De instelling heeft niet uitgelegd waarom een uc-controle nodig was. Hij had immers vier dagen daarvoor een schone uc ingeleverd. Klager had weliswaar het luikje afgeplakt, maar op aanwijzing van sociotherapie weer open gemaakt. Klager plakt zijn luikje wel vaker af, dit wordt soms toegestaan. Klager hoorde pas later dat de separatie verband hield met drugs. Klager betwist dat er sprake was van een acute dreiging. In de huidige instelling heeft zich nimmer een fysiek incident omtrent klager voorgedaan.

3.         De beoordeling

Op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 34, eerste lid in verbinding met artikel 32, eerste lid, onder b, van de Bvt is het hoofd van de inrichting (met ingang van 1 januari 2019, de instelling) bevoegd een verpleegde te separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Op grond van artikel 34, derde lid, van de Bvt kan het hoofd van de afdeling waar de verpleegde verblijft bij dringende noodzakelijkheid de beslissing tot separatie nemen voor ten hoogste vijftien uren. Op 9 november 2018 is aan klager door de senior van dienst een separatiemaatregel opgelegd. Uit de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing blijkt dat klager op 8 november 2018 een reguliere urinecontrole heeft geweigerd en dat diezelfde dag een drugscontrole heeft plaatsgevonden waarbij de narcoticahond bij klager en op zijn kamer is gaan zitten. Op 9 november 2018 heeft klager een urinecontrole op indicatie aangezegd gekregen. Klager heeft deze controle geweigerd en is uit contact met sociotherapie getreden. Klager plakte het luikje af en zei: “kom maar binnen om het eraf te halen, dan zullen we wel zien wat er gebeurt”. Op een later moment die dag is het luikje vrijgemaakt, maar reageerde klager niet op sociotherapie. De hele dag kon de deur niet worden geopend zodat er geen functioneel contact mogelijk was. Hierdoor kon volgens sociotherapie geen inschatting worden gemaakt van klagers gedrag, gemoedstoestand en risico’s , waardoor de veiligheid op de afdeling niet kon worden gewaarborgd. De beroepscommissie is van oordeel dat drugs in de instelling een veiligheidsrisico opleveren en dat dit het hoofd van de instelling aanleiding kan geven tot het nemen van beperkende maatregelen. Verder zijn openheid en goed in contact zijn, belangrijke basisvoorwaarden in de behandeling van verpleegden in de instelling. Tegen deze achtergrond en de hiervoor beschreven situatie op 9 november 2018 heeft het hoofd van de instelling kunnen menen dat er een noodzaak was klager een separatiemaatregel op te leggen. Indien, zoals in onderhavig geval, de directie niet in de instelling aanwezig is, maar de situatie een direct handelen dringend noodzakelijk maakt, biedt voornoemd artikel 34, derde lid van de Bvt het hoofd van de afdeling de bevoegdheid de beslissing tot separatie te nemen. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat vooraf telefonisch contact heeft plaatsgevonden met de directie, die de onmiddellijke separatie heeft goedgekeurd, en dat klager later op die dag alsnog door de directie is gehoord. Het beroep van het hoofd van de instelling zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 februari 2020

            secretaris                                voorzitter                    

Naar boven