Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5833/GA, 7 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-20/5833/GA

Betreft:            [Klager]           datum: 7 februari 2020

 

De alleensprekende beroepsrechter als bedoeld in artikel 69, tweede en derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem, gericht tegen een uitspraak van 10 januari 2020 van de beklagcommissie bij de p.i. Arnhem, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,  en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waartegen beroep is ingesteld die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Op grond van het onderzoek overweegt en beslist de beroepsrechter als volgt:

1.         De beoordeling

Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend.
De uitspraak waarvan beroep is op 10 januari 2020 gegeven. Uit het afschrift van de uitspraak volgt dat klager, bijgestaan door zijn advocaat, en de directeur ter zitting van de beklagcommissie op 10 januari 2020 aanwezig waren en zijn gehoord. De beroepsrechter concludeert op basis daarvan dat op 10 januari 2020 mondeling uitspraak is gedaan. Het beroepschrift dateert van 21 januari 2020 en is op diezelfde datum op het secretariaat van de Raad ontvangen. De directeur heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld. De directeur wordt niet gevolgd in het door haar ingenomen standpunt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat haar juridisch medewerkster op 17 januari 2020 door de Raad telefonisch onvolledig zou zijn geïnformeerd over de wijze waarop een schorsingsverzoek aanhangig dient te worden gemaakt. Vaststaat dat door de directeur naar aanleiding van de uitspraak van 10 januari 2020 op 16 januari 2020 aanvankelijk bij de beklagcommissie bij de p.i. Arnhem is verzocht om de tenuitvoerlegging van hun uitspraak te schorsen. Dit verzoek is door de beklagcommissie bij de p.i. Arnhem doorgeleid aan de Raad. Dat vervolgens op 21 januari 2020 nogmaals telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen de juridisch medewerkster namens de directeur en de Raad, waarbij aan de orde is gekomen dat er voor de ontvankelijkheid van een schorsingsverzoek een daarmee samenhangend ingesteld beroep vereist is, maakt niet dat hieraan een gerechtvaardigd vertrouwen kan en kon worden ontleend dat het beroep - dat op diezelfde datum; 21 januari 2020 - alsnog is ingesteld zou hebben te gelden als tijdig. De telefonische contacten nadien maken dit ook niet anders. De directeur wordt indachtig het vorenstaande niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.

2.         De uitspraak

De beroepsrechter verklaart de directeur niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepsrechter voornoemd, mr. D. van der Sluis, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 7 februari 2020.

            secretaris        voorzitter

Naar boven