Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5081/GB, 24 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/5081/GB

Betreft:            [Klager]           datum: 24 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Broere, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 22 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad naar de gevangenis van de p.i. Leeuwarden over te plaatsen ongegrond verklaard.

2.         De feiten
Klager is sinds 22 juli 2019 gedetineerd. Hij verbleef in het arrestantenregime van de p.i. Lelystad. Op 11 september 2019 is hij voor overplaatsing naar de gevangenis van de p.i. Leeuwarden geselecteerd.

3.         De standpunten
3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is van de p.i. Lelystad naar de p.i. Leeuwarden overgeplaatst zonder dat hij daartoe een verzoek had ingediend. Hij zat goed in Lelystad. Zijn oma woont in Lelystad en hij heeft een sterke band met haar. Met zijn ouders heeft hij geen contact meer en zijn oma beschouwt hij als zijn moeder. Tussen klager en zijn oma is dan ook sprake van ‘family life’ als bedoeld in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten en de fundamentele vrijheden van de Mens. Nu hij ook in Lelystad kan worden gedetineerd, is geen sprake van een ‘pressing social need’ om hem op een plek verder gelegen te plaatsen. Zijn oma is dusdanig op leeftijd dat zij hem in Leeuwarden niet kan bezoeken. De p.i. Leeuwarden is slecht bereikbaar met het openbaar vervoer en de bezoektijden zijn dusdanig dat het bezoeken van klager vanuit Flevoland praktisch onmogelijk is. Nu klager inmiddels voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) in aanmerking komt, althans daarvoor op korte termijn in aanmerking zal komen, kan hij zich ook met een plaatsing in Heerhugowaard verenigen. Zijn oom woont daar en hij kan daar in het kader van zijn fasering terecht. Heerhugowaard is vanuit Lelystad dichterbij dan Leeuwarden, zodat de opties voor zijn oma hem te bezoeken daar weer zullen toenemen. De Minister heeft ten onrechte gesteld dat klager in de p.i. Leeuwarden bezoek van zijn familie heeft ontvangen. Dat is pertinent onwaar. 
3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verbleef sinds 23 juli 2019 in het arrestantenregime van de p.i. Lelystad en moest worden overgeplaatst, omdat zijn detentie de toegestane acht weken in een arrestantenregime zou overschrijden. Uit het door de directeur van de p.i. Lelystad opgestelde selectieadvies volgt dat klager een geschikte kandidaat voor plaatsing in een regime van algehele gemeenschap is. Klager heeft ten tijde van het opstellen van het selectieadvies zijn voorkeur voor overplaatsing naar de locatie Norgerhaven geuit. Plaatsing in de locatie Norgerhaven was vanwege een capaciteitsgebrek evenwel niet mogelijk. Uit het selectieadvies blijkt niet van een voorkeur voor de p.i. Lelystad. Een gedetineerde die in het arrestantenregime verblijft, dient binnen acht weken te worden uitgeplaatst. De Minister bekijkt of plaatsing in een inrichting van voorkeur mogelijk is of anders de dichtstbijzijnde inrichting waar plek is. Niet duidelijk is waarom klager geen bezoek van zijn oma zou kunnen ontvangen, nu zowel in bezwaar als in beroep de gronden niet met feiten zijn onderbouwd en geen medische verklaring aanwezig is die aan de afdeling Individuele Medische Advisering kan worden voorgelegd. Uit de bezoekerslijst van 11 december 2019 volgt dat klager regelmatig bezoek ontvangt. Voor zover klagers raadsman aanvoert dat klager op korte termijn voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking komt, is van belang dat de (fictieve) einddatum van klagers detentie op 9 april 2021 is vastgesteld, zodat hij op dit moment nog niet voor een dergelijke plaatsing in aanmerking komt.     

4.         De beoordeling
4.1.      Klager verbleef in het arrestantenregime van de p.i. Lelystad. Een verblijf in het arrestantenregime kan de maximale duur van acht weken niet overstijgen. De directeur van de p.i. Lelystad heeft in het kader van klagers overplaatsing naar een gevangenis een selectieadvies opgesteld. Uit dat selectieadvies komt naar voren dat klager een voorkeur voor plaatsing in de locatie Norgerhaven heeft opgegeven. De Minister heeft rekening gehouden met klagers voorkeur, maar geconstateerd dat een (directe) plaatsing aldaar vanwege een gebrek aan capaciteit niet mogelijk was. Met de selectie voor plaatsing van klager in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden is rekening gehouden met zijn voorkeur in die zin dat deze inrichting het meest nabij de locatie Norgerhaven is gelegen en een directe plaatsing in de p.i. Leeuwarden wel mogelijk was. Van een voorkeur voor de p.i. Lelystad blijkt uit het selectieadvies niets. Voor zover klager in de gevangenis van de p.i. Lelystad wenst te worden geplaatst, kan hij daartoe op grond van artikel 18, eerste lid, onder a, van de Pbw een met redenen omkleed verzoekschrift bij de Minister indienen. Uit de door de Minister overgelegde bezoekerslijst volgt dat klager sinds zijn overplaatsing naar de p.i. Leeuwarden regelmatig – wekelijks – bezoek ontvangt, zodat hij niet is verstoken van bezoek. De beroepscommissie ziet geen aanleiding aan deze door de inrichting verstrekte informatie te twijfelen.  
4.2.      De bestreden beslissing kan tegen de achtergrond van het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 24 januari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven