Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5038/GB, 22 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:22-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/5038/GB

Betreft:            […]       datum: 22 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 21 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot plaatsing in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) De Pompestichting te Nijmegen (hierna: de Pompestichting) afgewezen.

2.         De feiten
Klager was sinds 8 augustus 2018 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Op 11 december 2019 is hij in de Pompestichting geplaatst.

3.         De standpunten
3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wilde zijn strafrestant uitzitten in de Pompestichting. De afstand van de locatie Zuyder Bos tot zijn 76-jarige moeder, vriendin en zoontje bedroeg meer dan 200 kilometer. Daardoor ontving hij geen bezoek van hen. Zij zijn voor hem belangrijk om vol te kunnen houden. Verzocht wordt aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verbleef in de Pompestichting, maar is teruggeplaatst in het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen en vervolgens in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos, omdat hij nog een oude gevangenisstraf moest uitzitten. Daarna is hij weer in de Pompestichting geplaatst. Vanwege de reisafstand, wilde hij eerder worden teruggeplaatst in de kliniek. Het is echter niet mogelijk om daar een gevangenisstraf uit te zitten. Er is wel overwogen om klager in een andere p.i. te plaatsen, maar dat wilde hij niet.

4.         De beoordeling
4.1.      Klager is op 11 december 2019 in de Pompestichting geplaatst, conform zijn voorkeur. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
4.2.      Klager wilde in de Pompestichting worden geplaatst, terwijl hij nog een gevangenisstraf onderging. Hij wilde dat graag, omdat hij daar (gemakkelijker) bezoek zou kunnen ontvangen. Klager wilde niet met dat doel naar een andere gevangenis in die regio worden overgeplaatst, omdat hij zich daar niet veilig voelde.
4.3.      Het is echter niet mogelijk om een gevangenisstraf in een kliniek ten uitvoer te leggen, tenzij plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis of klinische opname in een verslavingskliniek als detentievervangende behandeling geïndiceerd is (respectievelijk artikel 30, eerste lid en artikel 31, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden). Klager heeft een en ander niet ten grondslag gelegd aan zijn verzoek en het dossier biedt ook geen aanknopingspunten die erop wijzen dat hiervan sprake zou zijn. De bestreden beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.


5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 22 januari 2020.
secretaris        voorzitter

Naar boven