Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4636/GA, 23 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4636/GA

betreft:            [klager]            datum: 23 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.S.J. Chorus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 29 augustus 2019 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord klagers raadsman mr. V.S.J. Chorus. Klager heeft afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord. De directeur van voormelde locatie heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het bezit van contrabande (R-2019-00053).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager stelt dat hij geen pakketje onder tafel heeft verstopt. Daarnaast wordt stellig ontkend dat het pakketje hasj zou bevatten. In de stukken is alleen het onderzoeksresultaat meegedeeld. Hiervan is geen rapport opgemaakt, althans het rapport bevindt zich niet bij de stukken. De betrouwbaarheid van de uitslag kan als gevolg daarvan niet worden getoetst. Uit vaste jurisprudentie van de Raad volgt dat het beklag reeds daarom gegrond dient te worden verklaard. Hierbij wordt verwezen naar RSJ 19 maart 2014, 13/3566/GA en RSJ 24 november 2013, 13/2959/GA. Klager betwist de inhoud van de verklaring van de medewerker. De camerabeelden zijn opgevraagd, maar deze worden niet verstrekt. De directeur heeft zelf aangegeven dat het hectisch was en er was slechts één medewerker aanwezig om de zaal in de gaten te houden. Klager wordt de mogelijkheid tot het controleren van de juistheid van de waarnemingen van de medewerker ontzegd, nu de camerabeelden niet zijn bewaard en niet zijn veilig gesteld. Daarnaast kan een drugshond een vals-positieve melding hebben gedaan en er kan sprake zijn van secondary transfer van de geur. Bij klager zijn geen drugs aangetroffen. De twee bewijsmiddelen, het aanslaan van de drugshond en de waarneming van een medewerker, dienen als onbetrouwbaar te worden bestempeld. Het beroep dient gegrond te worden verklaard en aan klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend, nu de disciplinaire straf ten onrechte is opgelegd.
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd. Uit het schriftelijk verslag volgt dat op 11 maart 2019 een medewerker klager contrabande onder een tafel heeft zien verstoppen. Klager viel op door zijn nerveuze gedrag. Bij nadere inspectie is contrabande (vermoedelijk hasj) aangetroffen. In de mededeling disciplinaire straf staat vermeld dat de disciplinaire straf is opgelegd vanwege het feit dat klager in het bezit was van contrabande, hasj. In het dossier bevindt zich geen schriftelijk verslag waaruit blijkt dat hetgeen is aangetroffen is getest. De enkele mededeling van de directie ter zitting bij de beklagcommissie dat het resultaat van de binnen de inrichting gebruikte test uitwees dat het hasj betrof, is daartoe onvoldoende. De beroepscommissie is van oordeel dat van een test als in de onderhavige zaak, die kennelijk heeft plaatsgevonden, een schriftelijk verslag moet worden opgemaakt. De stelling van de directeur is bij gebreke van een dergelijk verslag immers niet toetsbaar en als gevolg daarvan is niet toetsbaar of de aan klager opgelegde straf redelijk is. Reeds om die reden acht de beroepscommissie het beroep gegrond. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 22,50.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van

mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 23 januari 2020.   

            secretaris        voorzitter

Naar boven