Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1953/GM, 5 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1953/GM

betreft: [klager] datum: 5 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 19 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 7 augustus 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, is gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. drs. S.B.J. Hiemstra.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Nieuwersluis heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te verschijnen en te volharden bij haar schriftelijke reactie d.d. 19 september 2003 naar aanleiding van het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klachten, zoals neergelegd in het verzoek d.d. 26 juni 2003 om bemiddeling aan de medisch adviseur, met een aanvulling daarop d.d. 17 juli 2003, betreffen onjuiste en/of onvoldoende behandeling van
a. interstitiële cystitis en recidiverende urineweginfecties,
b. schouderklachten,
c. maagklachten,
d. leverklachten.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Door en namens klaagster is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klaagster is op 4 juni 2003 vanuit het politiebureau opgenomen in het penitentiair ziekenhuis, met verschijnselen van uitdroging, maagpijn en bloedplassen. Zij is op 19 juni 2003 vanuit het penitentiair ziekenhuis in de p.i.Nieuwersluis opgenomen. Naar aanleiding van het medisch handelen door de inrichtingsarts op een daarop volgend spreekuur heeft zij het bemiddelingsverzoek d.d. 26 juni 2003 ingediend.
Ad 1a.:
Klaagster is al lang onder behandeling wegens blaasproblemen. In het penitentiair ziekenhuis was gestart met blaasspoelen. De inrichtingsarts heeft de behandeling van het penitentiair ziekenhuis niet voortgezet maar heeft klaagsterin verband met haar blaasproblemen antibiotica voorgeschreven en heeft een kweek laten doen. Dit is onjuist en zinloos. Klaagster lijdt aan interstitiële cystitis en dit leidt, bij onjuiste behandeling, tot steeds terugkerendeurineweginfecties. Alleen blaasspoelingen helpen in haar geval. De inrichtingsarts van Nieuwersluis beschikte over al haar gegevens, inclusief urologische gegevens, van het penitentiair ziekenhuis, alsmede door de raadsmantoegezonden medische gegevens. Op grond daarvan had de arts direct met blaasspoelingen moeten beginnen. De inrichtingsarts wilde echter eerst met een uroloog overleggen. Klaagsters klachten over donkere bloederige urine en brandenin het bekken zijn door de inrichtingsarts niet serieus genomen. Nadien is bovendien gebleken dat de arts verkeerde medicijnen heeft voorgeschreven, omdat klaagster daarvan een schimmelinfectie heeft overgehouden.
Ad 1b.:
Bij een ongeval op 25.02.1999 heeft klaagster letsel aan haar linkerschouder opgelopen Voordien zijn er operatieve ingrepen aan die schouder gedaan. Thans heeft klaagster nog veel pijnklachten aan die schouder. Zij draagt haar armin een mitella. Klaagster kan niets met haar linkerarm. Bijvoorbeeld zichzelf aankleden of haar cel schoonmaken is een probleem. De arts besteedt hieraan te weinig aandacht. De inrichtingsarts heeft aan de arm getrokken, zondereerst de medische gegevens te lezen. Hij heeft te weinig pijnstillers voorgeschreven.
Een waarnemer heeft een keer, alleen voor het weekeinde de pijnmedicatiedosering verhoogd. Klaagster is van mening dat zij een aangepast bed en een speciaal kussen nodig heeft in verband met haar schouder. Zij kan niet plat liggen.De inrichtingsarts had haar voorts naar een orthopeed moeten verwijzen.
Ad 1c.: Klaagster heeft maagkrampen gehad van het eten en van het overgeven. Zij is in drie weken 9 kilo afgevallen. De inrichtingsarts heeft haar tabletten tegen maagzuur voorgeschreven, terwijl zij geen last van maagzuur had.Vanaf half juni heeft klaagster Pantozol geslikt, tot 1 week voor de gastroscopie. Desondanks hield zij de genoemde krampen.
Ad 1d.: In Nieuwersluis heeft klaagster van de inrichtingsarts te horen gekregen dat haar leverfuncties gestoord zijn, terwijl dit al in het penitentiair ziekenhuis was vastgesteld. Zij is zeer geschrokken van deze mededeling.Klaagster heeft geen alcohol of drugs gebruikt, maar is wel Hodgkin-patiënte geweest. De inrichtingsarts heeft dit pas aan haar meegedeeld nadat zij twee bloedonderzoeken had ondergaan. Er is dus twee maal bloed geprikt bijklaagster ten behoeve van controle van de lever, terwijl zij niet wist waarom die controle nodig werd geacht.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klaagsters klachten zijn serieus genomen. Er is gehandeld conform de geldende maatstaven.
Ad 1a.:
Kort voor klaagsters opname in Nieuwersluis is in het penitentiair ziekenhuis een urinekweek gedaan, waaruit is gebleken dat de urine schoon was. Op 23 juni 2003 stelde de inrichtingsarts de diagnose blaasontsteking en is een kuurFurabid voorgeschreven. Uit de urinekweek is gebleken dat klaagster een blaasinfectie had met serratia macerescens, een micro-organisme dat resistent is voor Furabid, maar dat wel te behandelen is met Noroxin – een geneesmiddel waarklaagster vervolgens niet tegen bleek te kunnen - en trimethoprim, dat haar daarna is voorgeschreven. Op 25 en 26 juni heeft de inrichtingsarts uitgebreid telefonisch contact gehad met dr. Franken, van de afdeling Urologie van hetVU ziekenhuis te Amsterdam. Klaagster heeft aldaar eind 2002 een cytoscopie ondergaan. De blaas bleek toen rustig. Klaagster heeft toen éénmalig een blaasspoeling gehad, alhoewel daar medisch gezien geen indicatie voor was. Dr.Franken adviseerde om niet meteen met DMSO-blaasspoelingen te starten en een afspraak te maken voor controle op de polikliniek. Klaagster is daarop door de inrichtingsarts verwezen naar deze afdeling Urologie. Zij is daar op 15 juli2003 door de uroloog onderzocht en er is een cytoscopie afgesproken. De uroloog heeft een chronische blaasbodemontsteking vastgesteld en heeft geadviseerd de blaasspoelingen te hervatten. De spoelingen hebben plaatsgehad op demedische dienst.
Op 15 september 2003 was de uitslag van de cytoscopie bekend. Geconstateerd is dat klaagster een dunne blaaswand heeft, welke licht geïrriteerd was. Geadviseerd is de spoelingen te stoppen.
Van een schimmelinfectie is geen sprake geweest.
Ad 1b.:
Klaagster heeft op 19/2/2003 een uitgebreid orthopedisch onderzoek ondergaan in het diaconessenziekenhuis in Leiden. Hieruit blijkt niet dat zij een speciaal bed nodig zou hebben. Een orthopeed heeft mobiliseren voorgesteld. Inverband hiermee heeft de inrichtingsarts klaagster fysiotherapie voorgeschreven. Klaagster laat dit niet toe. Ter tijdelijke ontlasting heeft een collega klaagster een mitella gegeven. Beweging van de schouder is echter nodig omverstijving te voorkomen.
Ad 1.c.:
Klaagster heeft aangegeven dat zij pijnklachten in de bovenbuik had, zonder zuurbranden en passageklachten. Zij heeft meegedeeld dat zij 3 kg. lichaamsgewicht had verloren in 1 maand. De differentiaal diagnose is: spastisch colon ofmaagprobleem. Van de bovenbuik was in het penitentiair ziekenhuis een echo gemaakt. Daarop waren geen afwijkingen te constateren. De geneesmiddelen pantozol en metamucil hebben niet geholpen. Op 21 juli 2003 heeft een gastroscopieplaatsgehad, waaruit is gebleken dat klaagster wellicht een lichte pangastritis heeft. Maagslijmvliesbiopten vertoonden echter geen afwijkingen van betekenis, gastritis kan daaruit niet worden afgeleid. Vanaf 2 september 2003 isklaagsters gewicht stabiel rond 81 kg.
Ad 1d.:
Klaagster hoorde kennelijk pas in Nieuwersluis voor het eerst van haar gestoorde leverfuncties en niet in het penitentiair ziekenhuis. In dit ziekenhuis is van deze stoornis gebleken en heeft een echografie van de bovenbuikplaatsgehad. In Nieuwersluis zijn op 2 juli en op 13 augustus leverfunctiebepalingen herhaald en daaruit blijkt van verbetering van het functioneren van de lever. Klaagster is door de inrichtingsarts naar een internist verwezen. Demedische dienst is over deze aangelegenheid heel open tegen klaagster geweest.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt ten aanzien van de blaasklachten (1.a.) het volgende vast.
Uit klaagsters medisch dossier blijkt dat de inrichtingsarts contact heeft opgenomen met mogelijke behandelaars, de adviezen van een uroloog heeft opgevolgd en naar een uroloog heeft doorverwezen, een urinekweek heeft laten maken entegen de daaruit blijkende blaasinfectie geëigende medicijnen heeft voorgeschreven. Het medisch handelen kan in zoverre adequaat worden genoemd.

De beroepscommissie neemt ten aanzien van de schouderklachten (1.b.) het volgende in aanmerking. Niet is gebleken van behandeling van klaagsters schouder in de fase voorafgaand aan haar detentie. Vanaf begin 2000 heeft klaagsterhiervoor geen specialist meer bezocht. Een expertisebureau heeft een rapport opgesteld over klaagsters schouder. Op het moment van die rapportage lijkt er nauwelijks sprake te zijn van klachten, terwijl wel duidelijk is datklaagster een kwetsbare schouder heeft. Tijdens de detentie lijken aanzienlijke klachten aanwezig. De klacht tegen de inrichtingsarts betreft hoofdzakelijk het niet-verlenen van een medische indicatie voor de aanpassing van het totde celinventaris behorende matras en het hoofdkussen.
De beroepscommissie is eveneens van oordeel dat een medische indicatie voor de gewenste aanpassingen ontbreekt, nu uit de voorliggende stukken niet aannemelijk is geworden dat anders moet worden geoordeeld.

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van de maagklachten (1.c.) het volgende.
De inrichtingsarts heeft eerst geprobeerd of klaagster wellicht baat zou hebben bij de maagtabletten Pantozol. Vervolgens is, toen dit geneesmiddel niet hielp, gastroscopie geadviseerd. Naar het oordeel van de beroepscommissie isdeze handelwijze niet onzorgvuldig. Het voorschrijven van genoemd geneesmiddel is niet onjuist.
De volgorde van deze medische handelingen is correct.

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van de leverklachten (1.d.) het volgende.
Klaagsters klacht betreft het ontbreken van voorlichting over de reden van het onderzoek naar haar leverstoornis. De beroepscommissie is van oordeel dat het ontbreken van voorlichting hierover - wat daarvan overigens ook zij - niette verwijten valt aan de inrichtingsarts van Nieuwersluis. Klaagster had in het penitentiair ziekenhuis kunnen vragen naar de reden van het leverfunctieonderzoek en het maken van de echografie van de bovenbuik.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid tenopzichte van klaagster behoorde te betrachten. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, en de leden M.F. van Brederode-Zwart, huisarts, en R. vogelenzang, huisarts, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris,op 5 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven