Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4119/GM, 16 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4119/GM

betreft:            [Klager]           datum: 16 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 juni 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ter zitting van de beroepscommissie van 5 november 2019, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord, alsmede namens de p.i. Vught […], juridisch medewerker, […], GZ-psycholoog, […], GZ-psycholoog en […], psychiater. Het derde lid van de beroepscommissie, drs. P.J.M. van Puffelen, kon niet ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het besprokene ter zitting. De voorzitter heeft dit ter zitting meegedeeld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 24 maart 2019, betreft:
a. het doorgeven van vertrouwelijke gegevens van klager door de psycholoog aan derden;
b. de onprofessionele houding van de gedragsdeskundigen bij de p.i. Vught, omdat zij op de gang informatie over klager naar klager hebben geschreeuwd;
c. het te lang moeten wachten voordat klager werd geholpen door een gedragsdeskundige.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door klager is de klacht als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft gesprekken gehad met de GZ-psycholoog, voordat klager is geplaatst op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG). Klager heeft op een gegeven moment verzocht om gesprekken met de GZ-psycholoog, omdat het niet goed met hem ging. Dat hebben anderen ook meermalen tegen de psycholoog gezegd. Klager heeft een werkmeester ernstig mishandeld en is om die reden geplaatst op de BPG-afdeling. Toen klager uiteindelijk een gesprek heeft gevoerd met de psycholoog, heeft de psycholoog tegen hem gezegd dat hij zelf het probleem kon en moest oplossen. Klager heeft tijdens dat gesprek aangegeven dat hij geen gesprek meer wenste, omdat hij zich niet serieus genomen voelde. Anders dan in het dossier staat, heeft klager zich voldoende ingespannen voor zijn behandeling. e psycholoog heeft gesprekken die zij met klager heeft gevoerd, gedeeld met andere personeelsleden. Deze personeelsleden zijn niet alleen de gedragsdeskundigen van de p.i. Vught, maar ook van het Pieter Baan Centrum. Voor het delen van deze informatie heeft klager geen toestemming gegeven. Hiermee is het beroepsgeheim geschonden. Bovendien zijn op basis van deze informatie allerlei beslissingen genomen die veel impact hebben op klager, terwijl klager nooit de mogelijkheid heeft gekregen om zijn visie op het verhaal te geven. Daarnaast heeft de psychiater informatie voor en over klager over de gang geschreeuwd. De psychiater stond bij de deur van klager, omdat zij iets wilde mededelen. Klager wilde niet in gesprek met de psychiater, en heeft om die reden zijn televisie harder gezet. Klager heeft verzocht of de psychiater de informatie die de psychiater wilde delen, op papier wilde zetten. Voor hem is dan de beslissing inzichtelijk en hij heeft een en ander op papier. Toen hij dit vroeg, begon de psychiater tegen klager te schreeuwen. Klager is hierop naar de psychiater gegaan en heeft haar gevraagd waarom zij hem zo agressief bejegende. De psychiater heeft vervolgens tegen de psycholoog, die hierbij aanwezig was, gezegd dat zij niet meer in gesprek mocht gaan met klager en dat hij geplaatst moest worden op een andere afdeling. De inrichtingspsychiater en -psycholoog hebben het volgende standpunt – kort en zakelijk weergegeven – ingenomen. Het is juist dat vertrouwelijke informatie van klager is gedeeld met andere gedragsdeskundigen binnen de p.i. Dat is niet gebeurd binnen het Multidisciplinair Overleg (MDO), maar in het kader van de behandeling van en de continuering van de zorg voor klager. Het klopt niet dat informatie met penitentiaire medewerkers is gedeeld. Daarnaast hebben zij geen informatie aan het Pieter Baan Centrum verstrekt. Daar bestaat immers een hele procedure voor. In het kader van het adviseren aan de directie over waar gedetineerden het best geplaatst kunnen worden, hebben de psychiater en de psycholoog klager bij zijn cel opgezocht. Zij wilden in een gesprek met klager dit advies toelichten. Zij hebben klager verzocht mee te gaan naar een spreekkamer. Dat gesprek zou dan plaatsvinden achter glas, waarbij geen andere medewerkers van de p.i. aanwezig zouden zijn. Klager gaf aan dat hij dat niet wilde. Klager heeft toen gezegd dat hij het liever op papier had. Dit gesprek heeft plaatsgevonden bij de deur van de cel van klager. Er is niet geschreeuwd door de psychiater of de psycholoog. Er is een psycholoog verbonden aan de afdeling. Als daartoe aanleiding is, kan een gedetineerde binnen twee weken een gesprek voeren met de psycholoog. Het is niet aan klager zelf om te bepalen of hij al dan niet wordt verwezen naar een psycholoog.

3.         De beoordeling
Op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken komt de beroepscommissie tot het volgende oordeel. Klager heeft geen informatie van het Pieter Baan Centrum verstrekt, waaruit kan worden afgeleid dat de psycholoog van de p.i. vertrouwelijke informatie over klager heeft verstrekt. De gedragsdeskundigen die ter zitting aanwezig waren hebben medegedeeld dat zij geen vertrouwelijke informatie hebben gedeeld met medewerkers van de p.i. en het Pieter Baan Centrum. De gedragsdeskundigen hebben enkel gegevens gedeeld met andere gedragsdeskundigen binnen de p.i. Vught in het kader van klagers behandeling en de continuering van zijn zorg. De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan hetgeen de gedragsdeskundigen ter zitting hebben medegedeeld. De beroepscommissie volgt dan ook niet de stelling van klager. Ten aanzien van de klacht omtrent het schreeuwen van gedragsdeskundigen over de gang, overweegt de beroepscommissie als volgt. De gedragsdeskundigen hebben klager verzocht mee te gaan naar een afgezonderde kamer, om een gesprek te voeren over het advies over klagers plaatsing. Klager wenste echter niet mee te werken en hij bleef op zijn cel zitten. Ondanks het voorgaande is besloten klager te informeren, waarbij de psychiater in de deurpost is blijven staan. Van enige vorm van schreeuwen is niet gebleken. Ook hier volgt de beroepscommissie klager niet. Ten aanzien van de klacht omtrent het lang moeten wachten alvorens klager in gesprek zou komen, overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat klager onnodig lang heeft moeten wachten of dat hij anderszins in de mogelijkheid tot het bezoeken van een psycholoog is gehinderd.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat niet is gehandeld in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm. Het beroep is daarom ook ongegrond.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris op 16 januari 2020.        

                        secretaris                                                       voorzitter

Naar boven