nummer: R-19/3902/GM
betreft: [Klager] datum: 16 januari 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zwolle Zuid 1 (verder: locatie Zwolle), alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 7 mei 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ter zitting van de beroepscommissie van 5 november 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is klager gehoord. De inrichtingsarts heeft niet van de gelegenheid gebruik gemaakt te worden gehoord ter zitting. Het derde lid van de beroepscommissie, drs. P.J.M. van Puffelen, kon niet ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het besprokene ter zitting. De voorzitter heeft dit ter zitting meegedeeld. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 27 maart 2019, betreft het niet doorverwijzen van klager naar een medisch specialist voor onderzoek naar zijn knieklachten.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door klager is de klacht als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft al geruime tijd last van zijn knie. Klager wil graag doorverwezen worden naar een specialist, om te bekijken wat er precies aan de hand is. Klager krijgt namelijk van verschillende huisartsen verschillende diagnoses te horen. De pijn zit achter de knie en gaat over het scheenbeen heen. Klager keek laatst naar zijn knie en het leek alsof zijn knie iets naar de buitenkant was gedraaid. Niemand weet echt daadwerkelijk de oorzaak van zijn problematiek. Klager wil dat zijn problemen serieus genomen worden. Klager is bij een specialist geweest en die heeft hem een injectie gegeven in zijn pees. Dat was een andere pees dan waar klager last van heeft. Hij is later bij een andere specialist geweest en die zegt weer dat klager nooit een injectie had mogen krijgen, omdat pezen daardoor kunnen afknappen. Er is een foto gemaakt van klagers pees, maar op die foto is niet te zien dat zijn pees is beschadigd. Klager wil graag een MRI-scan van zijn knie. Op het moment dat klager stil blijft zitten, krijgt hij veel last van zijn knie. Hij doet beenoefeningen, maar hij weet niet of hij dat goed doet. Het weet namelijk niet wat hij heeft aan zijn knie en hij blijft knieklachten houden. Klager heeft bij de medische dienst gevraagd of hij extra magnesium of vitamine b zou kunnen krijgen, wellicht dat dat zijn problemen vermindert of wegneemt. Dat willen ze hem echter niet voorschrijven en er wordt gezegd dat hij dat kan kopen in de inrichtingswinkel, maar dat is niet mogelijk. Klager verricht geen werkzaamheden meer, terwijl hij niet arbeidsongeschikt is verklaard. Het hoofd van de arbeid is een gesprek aangegaan en heeft hem gevraagd of hij in de keuken wil werken. Klager wil dat graag, maar uiteindelijk is het toch weer tegengehouden. Hij heeft zich altijd goed opgesteld in de p.i. en verwacht dan ook wat terug. Klager blijft telkens maar met zijn klachten zitten. De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager wenst nog meer onderzoek dan reeds eerder is ingezet. Het medisch dossier, waarbij wordt uitgelicht welke onderzoeken er bij klager zijn gedaan, is toegezonden.
3. De beoordeling
De klacht moet zo worden opgevat dat deze is beperkt tot het onvoldoende serieus nemen van klagers klachten tijdens zijn verblijf in de locatie Zwolle. Klager heeft op 7 maart 2019 een medische intake gehad. Tijdens dit gesprek gaf klager reeds aan dat er een MRI-scan gemaakt moet worden van zijn knie. Sindsdien zijn er veel contacten geweest met de inrichtingsarts en de verpleegkundige over zijn knieproblematiek. Ook blijkt uit het medisch dossier dat klager op 22 maart 2019 een consult heeft gehad bij het Medisch Centrum Leeuwarden, afdeling Poli Orthopedie. De orthopeed heeft bericht dat klager zijn knie licht mag belasten met hogere frequentie. Toen klager zich nadien op 1 april 2019 meldde bij de inrichtingsarts, heeft de inrichtingsarts geconstateerd dat klagers knieën goed functioneren en hij geen afwijkingen zag. Er was geen aanleiding klager wederom door te verwijzen naar een specialist.
Op 25 april 2019 heeft de inrichtingsarts klager voor een second opinion verwezen naar de afdeling orthopedie van het Isala ziekenhuis Zwolle. Daar heeft klager op 6 mei 2019 een consult gehad, waarbij fysiotherapie werd voorgeschreven.
De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Op basis van het dossier, in het bijzonder het medisch dossier, is er geen noodzaak voor hernieuwde verwijzing naar een specialist (orthopeed). Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de. Groot, secretaris op 16 januari 2020.
secretaris voorzitter