Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3054/GM, 27 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                                                        

                                                          

 

nummer:         R-19/3054/GM

 

betreft: [Klager]            datum: 27 januari 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingstandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 januari 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. Klager deelt desgevraagd mee dat zijn raadsman, mr. M. Bouwers, geen gebruik zal maken van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting. De inrichtingstandarts heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 november 2018, betreft de afwijzing van de aanvraag voor een machtiging voor een frameprothese.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingstandarts

Door en namens klager is de klacht als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft sinds langere tijd problemen met zijn gebit en hij heeft aan de tandarts gevraagd of een brug mogelijk was. Een aanvraag voor een brug zal altijd vanwege het kostenaspect worden afgewezen en daarom heeft de inrichtingsarts een aanvraag voor een frameprothese gedaan. Deze aanvraag is evenwel afgewezen. Vanwege de slechte staat van klagers gebit, zal klager vermoedelijk op termijn over moeten naar een volledige prothese. Klager is in zijn leven altijd goed verzekerd geweest en heeft om die reden dan ook goed voor zijn gebit kunnen zorgen. Klager heeft zijn eigen ziektekostenverzekering moeten bevriezen, omdat hij verplicht via Justitie is verzekerd. Dit is een basisverzekering en daarom kan klager niet adequaat worden geholpen. Klagers oude zorgverzekeraar heeft telefonisch bevestigd dat de frameprothese en zelfs een brug volledig worden vergoed en dat deze behandeling niet zou hoeven worden uitgesteld. Klager wil daar gebruik van maken, maar dat lukt dus niet omdat hij gedetineerd is. Klager wil graag alsnog een brug of ten minste een frameprothese. Hij heeft moeite met kauwen en veel van zijn kiezen zijn afwezig. Als reactie op de klacht van klager, is telkens tegen hem gezegd dat hij een slecht gebit en een slechte mondhygiëne heeft. Dat is niet juist.

De inrichtingstandarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Bij klager is sprake van een paradontaal sterk verzwakte en cariësactieve dentitie, mede veroorzaakt door de sub optimale mondhygiëne en het rookgedrag van klager. Sinds 2008 is er al sprake van diastemen ter plaatse van de 14, 15, 25 en 26. De verwachting is dat er in de nabije toekomst één of meerdere mobiele gebitselementen (12, 27) geëxtraheerd zullen moeten worden. Kroon- en brugwerk is bij klager, gelet op de zijn huidige gebitssituatie, niet geïndiceerd. De brugpijlers zijn te zwak. Ook is, gelet op de momenteel zeer matige mondhygiëne, het al ingezette parodontaal verval en botresorptie, zeer de vraag of ook een frameprothese zal overleven. Voorwaarde voor een frameprothese is een goede mondgezondheid.

Al kort na binnenkomst van klager in de p.i. Dordrecht in oktober 2015, is geprobeerd de sub optimale gebitssituatie (behandelachterstand) te stabiliseren (gebitsreiniging, poetsinstructie, restauraties, verstrekking zelfzorgartikelen, partiële prothese bovenkaak). Om verder dentaal verval in de toekomst te voorkomen zullen er bij klager lifestyle veranderingen moeten plaatsvinden (stoppen met roken, eetgewoontes aanpassen, verbetering mondhygiëne), niet in de laatste plaats omdat er ook sprake is van diabetes mellitus. Juist vanwege dit laatste aspect zal er door klager zelf extra aandacht aan de mondhygiëne geschonken moeten worden. Zolang aan bovenstaande voorwaarden niet is voldaan, is, hoe vervelend ook voor klager, verdere afbouw van de huidige dentitie niet uitgesloten en zal er op termijn mogelijk een volledige gebitsprothese aangemeten moeten worden. Een brug of frameprothese kan dat proces helaas niet verhinderen. Anders dan klager stelt, hangt de vervaardiging van een brug of frame niet af van een bekostigingsmiddel, maar van een indicatiestelling.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie overweegt dat het verzoek van klager tot kroon- en brugwerk in redelijkheid door de inrichtingstandarts is afgewezen. Hierbij is de gebitssituatie van klager van doorslaggevend belang geweest en niet, zoals klager ter zitting heeft gesteld, het financiële belang of dat het verzekeringstechnisch niet mogelijk zou zijn geweest. Het toepassen van kroon- en brugwerk is een complexe en uitgebreide behandeling, hetgeen onder de huidige omstandigheden niet verantwoord zou zijn. Bij de afwijzing van het verzoek van klager heeft de inrichtingstandarts vastgesteld dat de brugpijlers te zwak zijn. Daarnaast is, gelet op de zeer matige mondhygiëne van klager, het ingezette paradontaal verval en botresorptie, onduidelijk of een frameprothese stand zal houden. Voorts heeft de inrichtingsarts bij de afwijzing van klagers verzoek de lifestyle van klager in acht genomen – zoals het gegeven dat klager rookt – en dat klager lijdt aan diabetes mellitus.

De beroepscommissie is gelet op het voorgaande – in samenhang en onderling verband bezien – van oordeel dat het handelen van de inrichtingstandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris op 27 januari 2020.

 

                          

 

                        secretaris                                                        voorzitter

 

 

 

                            voorzitter

Naar boven