Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4612/GV, 27 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer: R-19/4612/GV

betreft:   [klager]   datum: 27 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Grilk, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 28 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.             De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.             De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Algemeen verlof heeft primair tot doel de gedetineerde in de gelegenheid te stellen zich langzaam voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Het aan de bestreden beslissing ten grondslag gelegde recidiverisico is niet gebaseerd op feiten en is ook in het reclasseringsadvies van 28 maart 2019 niet onderbouwd. Klager heeft eerdere verschillende detenties ondergaan en de toen verleende verloven zijn goed verlopen. Verder is het gestelde risico op het zich onttrekken aan voorwaarden niet nader gemotiveerd. De Minister heeft nagelaten te onderbouwen waarom geen bijzondere voorwaarden aan het verlof kunnen worden verbonden. Overigens is in het reclasseringsadvies enerzijds vermeld dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat en anderzijds dat dit risico niet kan worden ingeschat. Gelet op deze tegenstrijdigheid is klagers verlofaanvraag ten onrechte en op onjuiste gronden afgewezen. De Minister heeft daarnaast onvoldoende gemotiveerd op grond waarvan klager een meer dan beperkt maatschappelijk risico vormt bij het verlenen van algemeen verlof.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op grond van het reclasseringsadvies van 28 maart 2019, en het in het bijzonder klagers uitgebreide justitiële documentatie, is het recidiverisico als hoog ingeschat. Ook het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Klager heeft in de inrichting niet aan zijn problemen gewerkt en heeft te kennen gegeven niet voor recidive verminderende gedragsinterventies open te staan. Deze omstandigheden vormen een contra-indicatie voor verlofverlening.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie en het multidisciplinair overleg hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden is als hoog ingeschat. Daarnaast is hij bij beslissing van 15 mei 2019 niet voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting geselecteerd.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.             De beoordeling


Klager onderging een in Duitsland opgelegde gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Op grond van de Wet wederzijdse erkenning werd deze straf in Nederland ten uitvoer gelegd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum viel op of omstreeks 17 januari 2020.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Volgens het reclasseringsadvies van 28 maart 2019 wordt het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden ingeschat als hoog. Hiertoe is opgemerkt dat klager weinig weerstand voelt om een delict te plegen en hij niet voor begeleiding en/of behandeling openstaat. Bij klager ontbreekt het aan openheid, een eigen hulpvraag en intrinsieke motivatie voor een delict- en verslavingsvrije toekomst. Ook wordt verwezen naar klagers delictverleden, dat de laatste jaren voornamelijk uit drugsdelicten bestaat. De reclassering acht de mogelijkheden voor het verminderen van de genoemde risico’s dan ook beperkt. Het voorgaande vormde een contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigde een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.             De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 27 januari 2020.

                secretaris               voorzitter

Naar boven