Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4332/GA, 24 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4332/GA

betreft:            {klager}          datum: 24 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. O.J. Much, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 juli 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. O.J. Much, en namens de directeur […], juridisch medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft  de disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van zeven dagen, zonder televisie, in verband met een positieve urinecontrole, op 14 juni 2019 (AR 2019/324).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Gebleken is dat de positieve urinecontrole wel degelijk het gevolg kan zijn van aan klager voorgeschreven medicatie. Dit volgt uit het door de directeur aangevraagde bevestigingsonderzoek. Nu de directeur kennelijk zelf twijfelde aan de uitkomst van het eerdere onderzoek en in afwachting was van het bevestigingsonderzoek, was hij op grond van een zorgvuldige en evenredige belangenafweging gehouden de uitkomst van het bevestigingsonderzoek af te wachten alvorens een straf op te leggen. De beslissing is daardoor onvoldoende gemotiveerd.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft ten tijde van deze positieve urinecontrole een bevestigingsonderzoek aangevraagd, omdat klager bleef volharden in zijn ontkenning. Uit het nadere onderzoek is gebleken dat de uitslag toch kan worden veroorzaakt door aan klager voorgeschreven medicatie. Naar aanleiding daarvan heeft de directeur de disciplinaire straf uit het penitentiair dossier van klager gehaald.

3.         De beoordeling

Klager heeft eerder een positieve uitslag van een urinecontrole gehad (zie  RSJ 24 januari 2020, R-19/4014/GA) en heeft vanaf het begin ontkend andere middelen te hebben gebruikt dan de hem voorgeschreven medicatie in verband met zijn HIV-infectie. Op 14 juni 2019 is een herhalingsonderzoek teruggekomen waarbij klager 940 scoorde op aanwezigheid van benzodiazepine. Aan klager is bedenktijd gegeven voor een bevestigingsonderzoek, maar hij wenste daarvan geen gebruik te maken. Omdat - zo was het uitgangspunt van de directeur op dat moment, gelet op eerdere mededelingen van de medische dienst en het laboratorium - deze uitslag niet kon worden toegeschreven aan klagers medicatie, is aan klager diezelfde dag een disciplinaire straf opgelegd. Omdat klager resoluut was en bleef met betrekking tot zijn ontkenning, heeft de directeur alsnog besloten zelf een bevestigingsonderzoek te laten verrichten. Daaruit is naar voren gekomen dat de voorgeschreven medicatie wel degelijk de uitslag met betrekking tot de benzodiazepine heeft kunnen veroorzaken. Niet duidelijk is geworden wanneer de directeur het bevestigingsonderzoek heeft aangevraagd en wanneer hij daarvan de resultaten heeft ontvangen. Naar het oordeel van de beroepscommissie vereiste de zorgvuldigheid in dit geval de resultaten van het door hem aangevraagde onderzoek af te wachten, alvorens een disciplinaire straf op te leggen. De beroepscommissie komt daarom tot het oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de beslissing van de directeur in dit geval onredelijk en onbillijk is geweest. Het beroep wordt daarom gegrond verklaard en het beklag wordt alsnog gegrond verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze  vast op € 52,50=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 52,50=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 24 januari 2020.

secretaris       voorzitter

Naar boven