Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4352/GA, 30 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

 

nummer:         R-19/4352/GA

betreft:            [klager]                                                                   datum: 30 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, gericht tegen een uitspraak van 22 juli 2019 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2019, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde p.i. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om bezoek zonder toezicht (hierna: BZT) (VU 2018-00452). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft de behandeling van de klacht aangehouden en op basis van de toen overgelegde informatie vervolgens geconcludeerd dat de beslissing van de directeur niet als redelijk kon worden aangemerkt. Klager voldeed ten tijde van het indienen van zijn aanvraag echter niet aan de voorwaarden die waren gesteld voor het toekennen van BZT. Dat op een later moment aan klager alsnog BZT is toegekend, betekent niet dat het verzoek tot BZT op een eerder moment ook had moeten worden toegekend. Dat de klacht van klager dateert van een eerdere datum dan de genomen beslissing tot het weigeren van BZT kan erin liggen dat aan klager de beslissing eerder mondeling is medegedeeld. De enkele omstandigheid dat een bezoeker dertien keer op bezoek is geweest, betekent niet dat alleen op basis daarvan BZT dient te worden toegekend. Klager heeft na de zitting van de beklagcommissie door middel van foto´s en brieven aangetoond dat tussen mevrouw […] en hem sprake was van een duurzame relatie. Klagers ingediende verzoek tot het verkrijgen van BZT zit niet bij stukken. Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is het eens met de door de beklagcommissie genomen beslissing. Klager heeft de tegemoetkoming nog niet ontvangen. Klagers einddatum van zijn detentie is naar verwachting in 2023. Klager heeft in de vorige inrichting BZT ontvangen van mevrouw Van der S., maar klager heeft in de tussentijd ook BZT ontvangen van een andere vrouw.

3.         De beoordeling
Klager heeft een verzoek ingediend om BZT te mogen ontvangen van mevrouw […]. De directeur heeft dit verzoek afgewezen, omdat klager ten tijde van de te nemen beslissing niet heeft kunnen aantonen dat sprake was van een duurzame relatie tussen klager en mevrouw […] Klager heeft gesteld dat hij en mevrouw […] samen een kind hebben, hetgeen hij niet heeft kunnen aantonen. Eerst na afloop van de zitting bij de beklagcommissie heeft klager informatie verstrekt op grond waarvan de directeur het verzoek tot het mogen ontvangen van BZT van mevrouw […] heeft toegewezen. Klager heeft echter in de periode voorafgaand aan de beslissing van 8 februari 2019 geen brieven, dan wel foto´s, overgelegd waarmee hij heeft aangetoond dat sprake was van een duurzame relatie tussen mevrouw […] en hem. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat de door de directeur genomen beslissing van 8 februari 2019, inhoudende de afwijzing van het verzoek tot BZT, onder die omstandigheden onredelijk en onbillijk was. Ten tijde van de te nemen beslissing beschikte de directeur namelijk niet over alle informatie en kon de directeur in redelijkheid beslissen dat niet aan alle voorwaarden  voor toekenning van een BZT werd voldaan. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 30 december 2019.         

 

            secretaris        voorzitter

 

 

 

Naar boven