Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2725/GA, 11 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2725/GA

betreft: [klager]            datum: 11 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn, gericht tegen een uitspraak van 21 januari 2019 van de beklagcommissie bij voormelde p.i, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i. De raadsman mr. W.B.O. van Soest heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve urinecontrole (AR 2018/701).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 5,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De urinecontrole vond plaats op 4 december 2018. Klager heeft op 18 december 2018 geklaagd over de procedure van deze controle. Het klaagschrift is derhalve niet tijdig ingediend. Daarnaast heeft klager getekend voor een juiste afname van de urinecontrole. Tegen hem is gezegd dat hij een disciplinaire straf opgelegd kreeg van vijf dagen. Op het schriftelijk verslag staat ook vermeld dat een straf van vijf dagen wordt opgelegd. Daarnaast komen de data van de begin- en eindtijd van de straf overeen met een duur van vijf dagen. Doordat het schorsingsverzoek van klager is toegewezen, heeft klager niet de volledige vijf dagen uitgezeten. Er is niet nader toegelicht waarom is afgeweken van de landelijke sanctiekaart 2016, nu hiervan niet is afgeweken. De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming is nog niet aan klager uitgekeerd.
Daarnaast heeft de beklagcommissie uitspraak gedaan over een deel waarop geen verweer is gevoerd. Klager heeft aangegeven dat de schorsing te laat zou zijn doorgevoerd. Dat is echter niet ter zitting besproken. Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij is van mening dat de beklagcommissie een juiste beslissing heeft genomen. Hij stelt zich op het standpunt dat de toegekende tegemoetkoming aan hem dient te worden betaald.

3.         De beoordeling
Procedure urinecontrole
Zoals de beklagcommissie reeds heeft geoordeeld, kan klager worden ontvangen in zijn klacht over de procedure van de urinecontrole, nu de beslissing waartegen het beklag zich richt, is genomen op 17 december 2018. De wijze van uitvoering van een urinecontrole is nader geregeld in de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (verder: de Regeling). In artikel 3 “Afname van urinemonsters”, vijfde lid, is bepaald dat de gedetineerde onder toezicht van een ambtenaar of medewerker de urine over twee aan hem verstrekte buizen verdeelt. De gedetineerde sluit de buizen af, waarna de ambtenaar of medewerker controleert of de buizen goed zijn afgesloten. De gedetineerde plakt vervolgens stickers met een uniek registratienummer of code op de twee buizen. Klager stelt dat hij zelf niet de mogelijkheid heeft gekregen de stickers op de buizen te plakken. Hij meent dat de procedure niet overeenkomstig artikel 3 van de Regeling heeft plaatsgevonden. Vaststaat dat hij ervoor heeft getekend dat de urinecontrole overeenkomstig de procedure als beschreven in artikel 3 van de Regeling heeft plaatsgehad. Dit blijkt uit het “aanvraagformulier analyse urinemonster”. De beroepscommissie heeft geen redenen te twijfelen aan de juistheid van de afname van de urinecontrole.

Disciplinaire straf
Gelet op de aantekening op het schriftelijke verslag, de data in de mededeling disciplinaire straf (namelijk 17/12/18 tot 22/12/2018) en de inhoud van het beklag, is voldoende aannemelijk geworden dat aan klager een disciplinaire straf van vijf dagen is opgelegd en dat de aanduiding “zes dagen” op de mededeling een kennelijke verschrijving is. Blijkens de Landelijke Sanctiekaart 2016 kan een disciplinaire straf van vijf dagen eigen cel worden opgelegd en is de directeur derhalve niet (zonder dit nader te motiveren) ten nadele van klager afgeweken van de Sanctiekaart. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.
De vraag of de toegewezen schorsing van klagers disciplinaire straf tijdig is doorgevoerd, is in de onderhavige zaak niet aan de orde, nu de klacht hierop niet ziet en dit, gelet op de inlichtingen van de directeur, in een andere klaagschriftprocedure aan de orde is.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, ing. M.J. Mulders en mr. dr. P. Jacobs, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 11 juni 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven