Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2375/TP, 14 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2375/TP

betreft: [klager] datum: 14 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 7 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 31 augustus 2003 verlengd tot 29 november 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 14 december 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd. Daarna is hem een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek opgelegd.
Bij brief van 22 januari 2001 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraffen met ingang van 4 december 2002 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 18 september 2003 heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 31 augustus 2003 met drie maanden is verlengd tot 29november 2003. Klager is terzake op 15 september 2003 gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 31 oktober 2005.
Klager verblijft in de gevangenis Zutphen.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De Minister meldt in de bestreden beslissing ten onrechte dat er geen signalen zijn op grond waarvan klager met voorrang geplaatst zou moeten worden in een tbs-inrichting. Klager is in de gevangenis in positieve zin veranderd. Hijheeft zijn gevoelens nu redelijk onder controle, maar kan zijn gevoelens niet uitdragen en moet alles opkroppen omdat het gevangenispersoneel niet is opgeleid daarmee om te gaan. De dienstdoende psychiater van het Pieter BaanCentrum acht een snelle behandeling van belang. Klager is zeer gemotiveerd om via behandeling naar zijn problematiek te kijken en er aan te gaan werken. Stilstaan is voor hem achteruitgaan.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager is ontvankelijk in zijn beroep, nu de datum van uitreiking van de bestreden beslissing niet meer valt te achterhalen.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager op 15 september 2003, derhalve niet tijdig, is gehoord en hij bij beslissing d.d. 18 september 2003 evenmin tijdig is geïnformeerd over de verlenging van de passantentermijn als bedoeldin artikel 12 Bvt (lees: wachttermijn als bedoeld in artikel 76 Pbw, BC).
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan de bestreden beslissing vanuit de gevangenis Zutphengeen signalen ontvangen dat de psychische conditie van klager zodanig was dat hij als ongeschikt voor verblijf in een huis van bewaring (lees: gevangenis, BC) moest worden aangemerkt en bij voorrang in een tbs-inrichting diende teworden geplaatst. De opgevraagde medische verklaring zal na ontvangst worden nagezonden.

4. De beoordeling
Klager is op 15 september 2003 gehoord over de verlenging van de wachttermijn, die op 31 augustus 2003 is verstreken. Bij brief d.d. 18 september 2003 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van deMinister tot verlenging van de wachttermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager is als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een gevangenis ten grondslag en niet de hem tevensopgelegde tbs; deze is nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat langer verblijf in een gevangenis medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Uit de medische verklaring d.d. 6 november 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Zutphen blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in de gevangenis als onverantwoordmoest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.
Klagers thans goede behandelmotivatie kan niet tot een ander oordeel leiden, nu in het algemeen tbs-passanten voor behandeling gemotiveerd zijn. Voorts zal in het algemeen gelden dat een langer verblijf van tbs-passanten in eengevangenis een mogelijk negatieve invloed heeft op de behandeling. In verband met het bestaande capaciteitstekort vormt detentieongeschiktheid een indicatie voor plaatsing bij voorrang boven andere tbs-passanten. Daarvan is, zoalshierboven overwogen, ten aanzien van klager geen sprake.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 31augustus 2003 tot 29 november 2003.

Nu de bestreden beslissing op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfdelid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsingin een tbs-inrichting wordt verlengd van 31 augustus 2003 tot 29 november 2003.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven