Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/2785/SGA, 06 januari 2020, schorsing
Uitspraakdatum:06-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-20/2785/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 6 januari 2020

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van het niet mogen deelnemen aan een wekelijkse bezinningsbijeenkomst van de boeddhistische geestelijk verzorger. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de commissie van toezicht van 3 januari 2020 dat het schorsingsverzoek als klaagschrift is aangemerkt alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 2 januari 2020.

1.         De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Verzoeker stelt dat hij – in afwachting van de behandeling van zijn klacht door de commissie van toezicht – niet kan deelnemen aan de bezinningsbijeenkomst van de boeddhistische geestelijk verzorger, omdat dit binnen het arbeidsblok valt. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de boeddhistische geestelijk verzorger op de donderdagmiddag bezinningsbijeenkomsten aanbiedt voor gedetineerden die geen arbeid hebben. Gedetineerden kunnen zich hiervoor opgeven wanneer zij geen arbeid hebben of wanneer zij het boeddhisme willen belijden en geen andere religieuze of levens beschouwende stromingen volgen. Verzoeker heeft op donderdagmiddag arbeid en hij gaat op zaterdag naar de gebedsdienst van de humanist. Indien verzoeker wil deelnemen aan de bezinningsbijeenkomst van de boeddhistische geestelijk verzorger zal hem dit worden toegestaan, maar dan kan hij niet deelnemen aan de arbeid. Op grond van bovenstaande is de voorzitter van oordeel dat geen sprake is van schending van het recht van de gedetineerde op het vrij belijden en beleven van zijn godsdienst of levensovertuiging, zoals is vastgelegd in artikel 41 van de Pbw, zodat de beslissing van de directeur op voorhand niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het verzoek zal worden afgewezen. 

2.         De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. M. Keppels, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 6 januari 2020.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven