nummer: 03/2256/GA
betreft: [klager] datum: 12 januari 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 9 september 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, locatie Havenstraat,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 november 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord in de Engelse taal.
De directeur van de locatie Havenstraat heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. de opsluiting gedurende twee uren in een andere verblijfsruimte dan een strafcel;
b. de afwijzing van klagers verzoek hem in aanmerking te laten komen voor arbeid in de huisdienst;
c. de afwijzing van klagers verzoek te mogen deelnemen aan het onderwijs in de Nederlandse taal en de PITS-computerlessen;
d. het niet in de gelegenheid worden gesteld budgetkaarten te gebruiken op de telefoons van de afdeling van de locatie Havenstraat waar klager heeft verbleven.
De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van onderdeel 1a. ongegrond verklaard en heeft klager voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel 1.a.:
Ik heb op 8 augustus 2003 aan een p.i.w.-ster gevraagd of ik mocht telefoneren. Zij zei van niet. Ik had vervolgens hierover een menigsverschil met haar, omdat mij geen reden werd gegeven waarom ik niet mocht telefoneren. Er wasechter geen sprake van een incident. Ik weet dat je voor een korte tijd, ten hoogste 15 uren, door een personeelslid in je cel kunt worden ingesloten, maar dat kan niet zomaar om iets wat ik heb gezegd.
De p.i.w.-ster stuurde mij naar mijn cel. Ik heb nog opgemerkt dat ik daarna fitness had waarop de p.i.w.-ster heeft gezegd dat ik daar niet heen kon gaan. Ik heb ook naar de reden daarvoor gevraagd, maar die heeft ze me nietgegeven. Voorts zijn de formaliteiten voor strafoplegging niet nageleefd. De p.i.w.-ster heeft geen rapport opgemaakt en ik ben niet gehoord.
Ten aanzien van onderdeel 1.b:
Ik ben ten onrechte niet in aanmerking gebracht voor alle baantjes in de huisdienst. Ik heb mijn werk op de werkzaal goed gedaan, had goede aanbevelingen van de werkmeester en ben betrouwbaar en hulpvaardig. De directeur heeftaangevoerd dat ik geen positieve beoordeling van het personeel van mijn toenmalige afdeling had. Het oordeel van de directeur werd bepaald door het feit dat ik geen genoegen neem met het antwoord “nee” op mijn vragen. Zodanigemotivering vind ik onvoldoende. Verder is de hygiënische toestand van mijn cel erbij gesleept. Ik vond dit belachelijk. Dit staat mijns inziens los van het krijgen van een baantje.
Ten aanzien van onderdeel 1.c.
Direct na binnenkomst in de Havenstraat heb ik mij opgegeven voor het onderwijs in de Nederlandse taal en voor de PITS-computerlessen. Een paar maanden later heb ik gevraagd wanneer ik daarmee zou kunnen beginnen. Daarop is mijmeegedeeld dat ik illegaal in Nederland ben, geen Nederlands sofi-nummer heb en daarom de Nederlandse lessen niet mag volgen. Ik heb de PITS-computerlessen niet mogen volgen omdat ik het Nederlands niet voldoende beheers. Ditstandpunt vind ik onredelijk. Ik ben een inwoner van Nederland. Ik toon u een beschikking van de Rechtbank te Madrid van 14 maart 2001 terzake van mijn uitlevering aan Nederland. Daarin is vermeld dat ik een Nederlands staatsburgerben. Ik heb echter niet de Nederlandse nationaliteit. Ik moet drie jaren in Nederlandse p.i.-en doorbrengen en vind dat mij dezelfde rechten op resocialisatie toekomen als Nederlandse gedetineerden.
Ten aanzien van onderdeel 1d.:
Nadat vele gedetineerden hadden geklaagd over het niet-werken van budgetkaarten op de kaartelefoontoestellen op de meeste aantal afdelingen is er een memorandum door de directie verspreid waarin stond vermeld dat het probleem lagbij de KPN en derhalve een extern probleem was, waaraan de directie niets kon doen. Ik vind deze redengeving niet acceptabel omdat de gedetineerden op de units op de benedenverdieping wel gebruik konden maken van de budgetkaarten,omdat daar de 0800-nummers wel werkten. Ik ben gedupeerd omdat ik maandenlang gebruik heb moeten maken van dure KPN-telefoonkaarten.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel 1.a. geldt het volgende.
De directeur heeft ter zitting van de beklagcommissie verklaard dat klager enige malen is gewaarschuwd, dat hem “rapport” is aangezegd en dat hij vervolgens een straf heeft gekregen. De directie heeft verzuimd de beroepscommissie,op haar verzoek, een afschrift van het verslag en de mededeling van de disciplinaire strafoplegging toe te zenden. Dit leidt er toe dat de beroepscommissie klagers stelling dat wettelijke vormvoorschriften niet zijn nageleefd,aannemelijk acht. Het vorenstaande brengt mee dat de beslissing van de beklagcommissie op dit onderdeel niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig klager een tegemoetkoming toe te kennen en zal de klager toekomende tegemoetkoming vaststellen op € 5,--.
Ten aanzien van onderdeel 1.b. geldt het volgende. De afwijzing van het verzoek om klager in aanmerking te laten komen voor de huisdienst is een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Het beklag is derhalve inzoverre ontvankelijk.
Om voor de arbeid in de huisdienst van de locatie Havenstraat in aanmerking te komen dient de gedetineerde te voldoen aan de criteria, genoemd in paragraaf 3.2.3. van de huisregels van deze inrichting. Hierin is ondermeer bepaalddat op het gedrag van de gedetineerde tijdens het verblijf in de inrichting niets aan te merken mag zijn. Klagers verzoek in de huisdienst te worden geplaatst is afgewezen omdat het afdelingspersoneel klagers gedrag niet in alleopzichten als positief heeft beoordeeld.
De afwijzing van klagers onderhavige verzoek is niet in strijd met in de inrichting geldende wet- of regelgeving en kan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beslissing van de beklagcommissie zal wordenvernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel 1.c. geldt het volgende.
Artikel 48, eerste lid, tweede volzin, van de Pbw bepaalt dat de gedetineerde het recht heeft op het volgen van onderwijs en het deelnemen aan andere educatieve activiteiten voor zover deze zich verdragen met de aard en de duur vande detentie en de persoon van de gedetineerde.
De directeur heeft klagers verzoek onderwijs in de Nederlandse taal en computerlessen, volgens een Nederlandstalig programma, te mogen volgen afgewezen. Daartoe is aangegeven dat het aantal onderwijsplaatsen beperkt is en dat tenaanzien van de bedoelde lessen het criterium geldt dat de gedetineerde in het bezit moet zijn van een verblijfsvergunning. Klager bezit geen verblijfsvergunning.
De afwijzing van klagers onderhavige verzoek is vatbaar voor beklag, maar is niet in strijd met in de inrichting geldende wet- of regelgeving en kan ook niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beslissing van debeklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel 1.d. geldt dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet kan leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel 1.a. van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag alsnog gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomtvan € 5,--.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de onderdelen 1.b. en 1.c. van het beklag, verklaart klager ontvankelijk in het beklag, maar verklaart dit beklag alsnog ongegrond;
Zij bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel 1.d. van het beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en dr. E.B. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 12 januari 2004.
secretaris voorzitter