Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4499/GA, 16 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4499/GA

Betreft:            […]       datum: 16 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Gijsen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 14 augustus 2019 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 6 december 2019, gehouden in de p.i. Vught, is klagers raadsman gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van de locatie Roermond heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de klachten en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, vanwege ruzie met medegedetineerden, ingaande op  21 januari 2019 (R-2019-30);

b.         het tweemaal niet mogen luchten tijdens de tenuitvoerlegging van bovenstaande disciplinaire straf (R-2019-32).

De beklagcommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Beklag a.

Er is reden om te twijfelen aan wat de p.i.w.-er zou hebben waargenomen. Het vermeende slachtoffer heeft zelf verklaard dat er geen sprake was van ruzie. Er werd alleen wat gestoeid. Uit het verslag blijkt niet dat klager zou hebben toegegeven een kopstoot te hebben uitgedeeld. Er staat alleen dat hij dat niet heeft ontkend. Als het hem uitdrukkelijk zou zijn gevraagd, dan zou hij het direct hebben ontkend. De later toegevoegde handgeschreven zin dat klager de kopstoot erkent, falsifieert het gehele verslag. Het is de keuze van de directie geweest om de camerabeelden niet te bewaren. Dat komt voor rekening en risico van de inrichting. Klager dient het voordeel van de twijfel te krijgen.

Beklag b.

Op het prikbord op de afdeling hangen geen regels over het luchten tijdens verblijf in afzondering. De regels zijn klager evenmin ter hand gesteld. De enkele omstandigheid dat de beklagcommissie er ambtshalve van op de hoogte is dat aan gedetineerden die zich in afzondering bevinden – normaal gesproken – ‘s ochtends wordt gevraagd of ze willen luchten, is onvoldoende om aan te nemen dat dat in dit geval ook aan klager is gevraagd. Daartoe is geen enkel bewijs aangedragen. Dit was de eerste keer dat klager in afzondering is geplaatst. Hem kan niet worden tegengeworpen dat hij niet zelf heeft verzocht om te mogen luchten.

Verzocht wordt de directie te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Beklag a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.
Beklag b.
Klager stelt dat hij tijdens de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf tweemaal niet in de gelegenheid is gesteld om te luchten.

De beroepscommissie benadrukt allereerst dat het recht op luchten een fundamenteel recht is. Daarom draagt de directeur zorg dat een gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven (artikel 49, derde lid, van de Pbw). Volgens vaste jurisprudentie dient de inrichting extra inspanningen te verrichten om gedetineerden niet te beperken in dit recht (recent o.m. RSJ 18 september 2019, R-19/3658/GA). Onder ‘in de gelegenheid stellen’ kan niet worden verstaan dat een gedetineerde slechts kan verzoeken om te luchten. De directie heeft tegenover de beklagcommissie het volgende verklaard. Gedetineerden die in afzondering verblijven, wordt tijdens de eerste wekronde gevraagd of ze willen luchten. Klager heeft toen niet verzocht hiervan gebruik te willen maken en daarom is er geen luchtmoment voor hem ingepland. Hij had ook via de intercom contact kunnen leggen met het personeel. Op de afdeling hangt het document ‘Regels tijdens afzondering op eigen cel’.

Klager heeft zich van meet af aan op het standpunt gesteld dat hem niet is gevraagd om te luchten. Er is geen stuk overgelegd waaruit het tegendeel kan blijken. In het document ‘Regels tijdens afzondering op eigen cel’, dat door de directeur in beklag is overgelegd, staat bovendien: “Tijdens het wekken in de ochtend kunt u aangeven dat u wilt boxluchten, Personeel zal dan een moment plannen hiervoor”, waarmee kennelijk het initiatief bij een gedetineerde wordt gelegd wanneer hij wordt gewekt. Gelet op deze omstandigheden, is onvoldoende aannemelijk dat aan klager door personeel in de ochtend expliciet is gevraagd of hij wilde luchten. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij ziet daarbij aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 20,=.

Naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsman om de proceskosten van de beroepsprocedure te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 16 januari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven