Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4631/GB, 14 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4631/GB

Betreft:            [klager]            datum: 14 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. Duin, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 3 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2.         De feiten
Klager is sinds 20 augustus 2018 gedetineerd. Hij verbleef in het Justitieel Complex voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen. Op 29 april 2019 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos. Sinds 14 oktober 2019 neemt hij deel aan een penitentiair programma (p.p.), waarbij hij administratief is ondergebracht bij het Justitieel Complex Schiphol.

3.         De standpunten
3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verbleef in het JCvSZ, maar heeft nog altijd een grote zorgbehoefte in verband met zijn broze gezondheid. Hij is bekend met hartklachten, diabetes, reuma, artrose, hoge bloeddruk en abcessen. Vanaf 9 september 2018 kwam hij in aanmerking voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), waarover de vrijhedencommissie positief heeft geadviseerd. Het voorstel zag specifiek op plaatsing in een b.b.i., omdat - na overleg met klagers artsen en de directeur van het JCvSZ - werd geconcludeerd dat de voor klager noodzakelijke aangepaste voorzieningen in een b.b.i. eenvoudiger te realiseren zijn dan in een regulier gevangenisregime. Om geplaatst te kunnen worden in een b.b.i. is klager ontslagen uit het JCvSZ. Vervolgens heeft de Minister het voorstel tot plaatsing van klager in een b.b.i. afgewezen en hem - zonder enig overleg met de directeur of een medisch specialist - geselecteerd voor plaatsing in een regulier gevangenisregime. De Minister heeft bij het nemen van de bestreden beslissing onvoldoende zorg betracht en daarmee zijn zorgplicht geschonden. Klager heeft hierdoor lange tijd – zonder noodzakelijke aangepaste voorzieningen – in een reguliere p.i. verbleven waardoor hij ernstig is benadeeld. Klager wenst te worden gehoord en verzoekt om een financiële tegemoetkoming

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
klager is op 8 juli 2019 geselecteerd voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) waarna hij op 9 oktober 2019 is geselecteerd voor deelname aan een p.p. Klager heeft derhalve geen belang meer bij de inhoudelijke behandeling zijn beroep, zodat hij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn beroep. Voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming is geen aanleiding.

4.         De beoordeling
4.1.      Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
4.2.      Klager verblijft sinds 8 juli 2019 niet meer in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos, omdat hij per die datum is geplaatst in een gestapeld traject (plaatsing in een z.b.b.i. gevolgd door deelname aan een p.p.). In beginsel zou klager daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
4.3.      In de bestreden beslissing wordt vermeld dat uit het selectieadvies van het JCvSZ van 29 maart 2019 blijkt dat klager was aangemeld voor medisch ontslag, omdat een langer verblijf in het JCvSZ niet noodzakelijk werd geacht. Hierbij zijn door het JCvSZ nog een aantal medische adviezen gegeven voor de plaatsing in een vervolginrichting, bij voorkeur plaatsing in een b.b.i. Uit de inlichtingen van de Minister volgt dat de benodigde stukken voor plaatsing in een b.b.i. ontbraken en dat klager niet voldeed aan de voorwaarden voor plaatsing in een b.b.i. en zodoende is geselecteerd voor een reguliere gevangenis, te weten de locatie Zuyder Bos. Daarnaast volgt uit de bestreden beslissing dat er tussen de locatie Zuyder Bos en het JCvSZ overleg is geweest over de benodigde zorg en de gewenste begeleiding van klager. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan, gelet op de gegevens in het dossier en gezien de toelichting in de selectiebeslissing, de beslissing tot overplaatsing van klager naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aangemerkt worden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 14 januari 2020.

            secretaris        voorzitter

Naar boven