Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3156/GA, 30 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Luchten  v

 

nummer:         R-19/3156/GA

betreft:            [klager]            datum: 30 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 21 februari 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:

a.  het in tijd beperken van de gelegenheid om te luchten (SC 2019 / 027);
b.  het niet geven van toestemming voor de invoer van sieraden (SC 2019 / 028).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht als vermeld onder a. en de klacht als vermeld onder b. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt ten aanzien van het beklag onder a., als volgt - kort samengevat - toegelicht. Klager is op 28 januari 2019 binnengekomen bij de inrichting. Op de tweede dag na binnenkomst zou klager te kort hebben gelucht. Ook daarna zou het nog wel eens zijn gebeurd, maar in ieder geval in de week van 28 januari 2019. Indien klager niet wordt geloofd verzoekt hij dit te laten onderzoeken door een onderzoekscommissie. Klager heeft nog navraag gedaan bij het personeel en hieruit is gebleken dat het komt door een personeelstekort. Met betrekking tot het beklag onder b. heeft klager - kort samengevat – het volgende aangevoerd:
Klagers sieraden zijn afgepakt omdat de directie in haar huisregels heeft staan dat alleen eenvoudige sieraden met een maximale waarde van € 225,= ingevoerd mogen worden in de inrichting. De directie heeft geen weet van de waarde aangezien de sieraden niet zijn getaxeerd. De directie zou er dan ook niet zo maar een waarde aan toe mogen kennen. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt ten aanzien van het beklag onder a., als volgt toegelicht. Klager noemt in beroep voor het eerst een datum waarop de gebeurtenis zou hebben plaatsgevonden, terwijl hij tegenover de beklagcommissie heeft verklaard dat dit een algemene klacht betreft. Het beroep kan daarom geen stand houden. Voor het geval klager wel in zijn beroep kan worden ontvangen, geeft de directeur aan dat het luchten op de door klager genoemde datum wel degelijk een uur heeft geduurd. De mogelijkheid bestaat dat klager enkele minuten later op de luchtplaats stond in verband met de metaaldetectie van gedetineerden. Daarnaast geldt dat het moment van aanvang van het luchten het moment van openen van de deuren is. Uiteraard kan niet elke gedetineerde op hetzelfde tijdstip de luchtplaats betreden. De directeur verzoekt het beklag zoals vermeld onder a. niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van het beklag onder b. heeft de directeur zijn standpunt als volgt toegelicht. Gezien de hoeveelheid gouden, dan wel op goud gelijkende, sieraden van klager houdt de directeur er rekening mee dat deze de maximaal toegestane waarde (ruim) overstijgen. Bovendien heeft klager deze inschatting bij de beklagcommissie bevestigd. De directeur kan de taxatiewaarde niet vaststellen en het is dan ook aan klager om aan te tonen dat de twee kettingen, de twee ringen en de twee hangers de toegestane waarde niet overschrijden. Klager is vrij om zijn sieraden uit te voeren en te laten taxeren om vervolgens deze ter beoordeling aan de directeur aan te bieden met het verzoek deze te mogen invoeren. De directeur verzoekt het beklag zoals vermeld onder b. ongegrond te verklaren.

3.         De beoordeling
Ten aanzien van a.:
De beroepscommissie ziet geen aanleiding tot het (laten) verrichten van nader onderzoek naar het luchten, omdat zij zich voldoende voorgelicht acht om een beslissing te kunnen nemen. Het verzoek wordt daarom afgewezen. In beroep is klager met een datum gekomen waarop hij te kort zou hebben kunnen luchten. Klager stelt dat dit op de tweede dag na zijn binnenkomst, oftewel 29 januari 2019, heeft plaatsgevonden. Hiermee heeft klager zijn klacht voldoende concreet omschreven en zal hij alsnog worden ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie is echter van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat klager op voornoemde datum te kort heeft kunnen luchten, nu enige onderbouwing daartoe ontbreekt. De enkele stelling dat tegen klager gezegd zou zijn dat het door personeelstekort zou komen is daarvoor onvoldoende. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder a. vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag en het beklag ongegrond verklaren.

Ten aanzien van b.:
Klager heeft niet al zijn sieraden mogen invoeren omdat de waarde er van de maximaal toegestane waarde van € 225,= zouden overschrijden. Volgens klager kan de directie niet bepalen wat de waarde is van zijn sieraden zonder deze eerst te hebben laten taxeren. De beroepscommissie volgt klager hierin niet. Indien klager zijn sieraden wil invoeren is het aan hem om aan te tonen dat de sieraden de maximaal toegestane waarde niet overschrijden. Nu klager zijn stelling niet nader heeft onderbouwd is de door hem gestelde waarde onvoldoende komen vast te staan. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ten aanzien van het beklag onder b. dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag als vermeld onder a., verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 30 december 2019.    

 

secretaris       voorzitter

 

Naar boven