Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5502/GB, 30 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/5502/GB

Betreft:            [klager]            datum: 30 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.J.H. Kortz, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 december 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot uitstel van zijn melddatum afgewezen.

2.         De feiten

Op 18 november 2019 is klager opgeroepen zich op 8 januari 2020 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad voor het ondergaan van 683 dagen gevangenisstraf. Op 22 november 2019 heeft klager een verzoek tot uitstel van deze melddatum ingediend, dat op 5 december 2019 is afgewezen.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager moet zich op 8 januari 2020 melden, maar hij moet diezelfde dag ook verschijnen bij de rechter-commissaris bij de rechtbank te Assen, om als getuige te worden gehoord in een ontnemingsvordering in de strafzaak van klagers medeverdachten. Uitstel van dit getuigenverhoor is niet in het belang van klager. Klager acht het in strijd met de zelfmeldprocedure dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) wil dat hij na het verhoor door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) naar de p.i. gebracht zal worden. Klager wenst op eigen gelegenheid naar de p.i. te gaan om zich te kunnen melden in plaats van in een arrestantenbus vervoerd te worden. Om die reden heeft klager verzocht de melddatum van 8 januari 2020 met een week te verzetten. Niet valt in te zien dat hiermee niet ingestemd kan worden. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

De inhoud van het beroepschrift is vrijwel gelijk aan het bezwaarschrift.

Namens klager wordt gesteld dat DJI wil dat klager zich na afloop van het getuigenverhoor moet laten vervoeren met DV&O. Zoals in de bestreden beslissing is vermeld, is in klagers zaak sprake van een executie-indicator.

Om deze reden is het Openbaar Ministerie (OM) om advies verzocht. In het advies van 29 november 2019 geeft het OM te kennen dat het geen reden voor uitstel van de melddatum ziet en doet het de suggestie klager na afloop van het getuigenverhoor met DV&O te vervoeren naar de p.i. Lelystad.

Zowel de Minister als DJI conformeren zich aan het advies van het OM. De cellen voor zelfmelders worden een maand van tevoren gereserveerd, zodat het op deze basis niet mogelijk is een melddatum een week te verzetten.

4.         De beoordeling

Klager heeft verzocht om één week uitstel van zijn melddatum. Uit het beroepschrift volgt dat klager zich op 8 januari 2020 bij de p.i. Lelystad moet melden, maar dat hij op diezelfde dag bij de rechter-commissaris wordt verwacht in verband met een getuigenverhoor. De Minister heeft klagers verzoek afgewezen, nu het OM geen reden ziet voor uitstel van de melddatum en geadviseerd heeft klager na afloop van het verhoor met DV&O naar de p.i. te laten brengen. De beroepscommissie is van oordeel dat de bestreden beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aangemerkt kan worden, nu klager zijn verzoek tot uitstel niet nader heeft onderbouwd en niet gebleken is dat hij zich niet - mede gelet op het aanbod van de Minister om vervoer te regelen - op 8 januari 2020 bij de p.i. kan melden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat, nu klager op 8 januari 2020 ook dient te verschijnen voor een getuigenverhoor bij de rechter-commissaris, klager en de Minister met betrekking tot het tijdstip van melden en de wijze van vervoer - zoals door de Minister is aangeboden - naar de p.i. hierover met elkaar in overleg tot afspraken kunnen komen.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 30 december 2019.           

secretaris        voorzitter

Naar boven