Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4851/GB, 31 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4851/GB

Betreft:            […]       datum: 31 december 2019

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 26 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 25 maart 2019 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van het Detentiecentrum (DC) Schiphol. Bij beslissing van

12 augustus 2019 is hij in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden geplaatst. Op 12 november 2019 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Arnhem.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft voorafgaand aan de gewraakte plaatsing steeds te kennen gegeven voorkeur te hebben voor plaatsing in de gevangenis van de p.i. Arnhem, omdat hij zich na afloop van zijn detentie in Arnhem wil vestigen. Hij heeft daar een eigen woning en zijn familie woont ook in die regio. Door klagers plaatsing in de p.i. Leeuwarden, kon zijn dochter hem niet zelfstandig bezoeken. Zij heeft hem daarom minder bezocht en daar leed ze onder.

Ingevolge artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), dienen gedetineerden bij voorkeur in het arrondissement van vestiging te worden geplaatst. Voor klager is dat het arrondissement Gelderland, waarin de p.i. Arnhem is gelegen. Afwijking daarvan, zonder een gedetineerde op een wachtlijst te plaatsen, kan en mag niet zonder enige belangenafweging en onderbouwing van de redelijkheid om van die wachtlijst af te zien (o.a. RSJ 24 augustus 2017, 17/1278/GB).

De Minister heeft geen belangenafweging gemaakt, terwijl hij klager niet op een wachtlijst heeft geplaatst. De beslissing is dus onvoldoende gemotiveerd. Verzocht wordt aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 25,= per maand die hij ten onrechte in de p.i. Leeuwarden heeft verbleven. Klager verzoekt te worden gehoord.

 

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Naar aanleiding van het beroepschrift is klager overgeplaatst naar de p.i. Arnhem. Voor een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding, want klager heeft in de p.i. Leeuwarden regelmatig bezoek ontvangen.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2.      Klager is op 12 november 2019 overgeplaatst naar de p.i. Arnhem. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk in zijn beroep moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.3.      Klager is na zijn veroordeling in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden geplaatst, in afwijking van artikel 25, zevende lid, van de Regeling. Klager wilde in de gevangenis van de p.i. Arnhem worden geplaatst, conform artikel 25, zevende lid, van de Regeling. Nu een gedetineerde na zijn veroordeling zo snel mogelijk in een gevangenis moet worden geplaatst en in de p.i. Arnhem geen plaats beschikbaar was, is het op zichzelf niet onredelijk dat klager daar destijds niet is geplaatst. Dat neemt niet weg dat klager op een wachtlijst had kunnen worden geplaatst. Dit klemt temeer, nu de p.i. Leeuwarden zelfs niet in een aanpalend arrondissement is gelegen. De bestreden beslissing moet daarom als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

4.4.      Gelet op het voorgaande, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu tijdens de plaatsing in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden geen plaats beschikbaar was in de p.i. Arnhem, zal de beroepscommissie er voor wat betreft de tegemoetkoming van uitgaan dat klager twee maanden te lang in de p.i. Leeuwarden heeft verbleven. Daarvoor zal hem een tegemoetkoming van € 50,= worden toegekend.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 31 december 2019.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven