Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4678/GB, 30 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/4678/GB

Betreft:            […]       datum: 30 december 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.H.M. de Crom, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 3 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van een penitentiaire inrichting (p.i.) in de buurt van Heerlen afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 5 april 2019 gedetineerd. Hij verblijft  in de gevangenis van de p.i. Ter Apel.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Gelet op klagers verblijfsstatus is de p.i. Ter Apel voor hem weliswaar de aangewezen inrichting, maar daarvan kan – gelet op de toelichting bij artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) – worden afgeweken. Zo heeft de beroepscommissie ook geoordeeld in RSJ 11 maart 2019, R-19/2541/GB.

Klagers vriendin en kinderen wonen in Heerlen. Zijn kinderen zijn 2 en 10 jaar oud. De afstand van Heerlen naar Ter Apel is 307 kilometer. Een bezoek kost het gezin met de auto meer dan zes uur. Met het openbaar vervoer duurt het zelfs elf uur. Klagers vriendin kan de kosten van deze reis niet dragen. Daarnaast mist het oudste kind een complete schooldag als hij zijn vader wil bezoeken. Dat is onwenselijk en bovendien op grond van de Leerplichtwet verboden. Klager heeft wel eens bezoek ontvangen, maar dat is niet langer mogelijk. Hij kan zijn vriendin en kinderen daardoor niet meer zien. De mogelijkheid om te Skypen weegt niet op tegen fysiek bezoek.

Klagers broer woont in Tilburg, zijn neef in Maastricht en zijn schoonouders in Vijlen. Ook zij zijn niet in staat naar de p.i. Ter Apel af te reizen.

Klagers einddatum is nog ver weg (4 september 2023), dus het belang om hem op dit moment in de gevangenis van de p.i. Ter Apel te detineren, is relatief gering. De Minister heeft dit recent ook erkend in een beslissing op bezwaar van een andere gedetineerde vreemdeling. Op dit moment is plaatsing in de p.i. Ter Apel onvoldoende opportuun. Daarbij staat nog niet onherroepelijk vast dat klager na zijn detentie geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland. Er loopt nog een procedure hiertegen.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is op 30 april 2019 in de gevangenis van de p.i. Ter Apel geplaatst. Daartegen heeft hij geen bezwaar ingediend. Op grond van artikel 20b van de Regeling is de p.i. Ter Apel de enige aangewezen inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, zoals klager. Klagers procedure over zijn verblijfstatus loopt op dit moment bij de Raad van State, maar die procedure heeft geen opschortende werking.

Klagers vrouw kan, als dat noodzakelijk is in verband met haar financiële situatie, een beroep doen op regelingen van de gemeente waar zij woont. Het klopt dat de reisafstand erg groot is. De p.i. Ter Apel heeft duidelijk gemaakt dat zij gedetineerden niet alleen in het laatste jaar begeleidt bij de uitzetting, maar dat zij hen gedurende hun gehele detentie begeleidt door werk, scholing en afspraken met kerken en stichtingen.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht om overplaatsing uit de p.i. Ter Apel, naar een inrichting in de buurt van Heerlen. Op grond van artikel 20b van de Regeling is de p.i. Ter Apel voor klager echter de enige aangewezen inrichting in Nederland. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan hiervan slechts worden afgeweken als sprake is van uitzonderlijke omstandigheden (recent RSJ 13 september 2019, R-19/3900/GB).

4.2.      De einddatum van klagers detentie is op dit moment bepaald op 18 september 2023, wat nog relatief ver in de toekomst ligt. Klagers verblijfsprocedure is nog niet onherroepelijk, maar in afwachting van het oordeel van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Klagers partner en hun kinderen van 2 en 10 jaar wonen in Heerlen, op enkele uren reisafstand van de p.i. Ter Apel. Het ligt in de rede dat het voor hen enerzijds zeer belangrijk en anderzijds zeer belastend is om klager te bezoeken. Voor zover uit het dossier kan blijken, is dit vanaf 30 april 2019 tot 30 augustus 2019 slechts één keer gebeurd. Niet is gebleken van omstandigheden die zich verzetten tegen klagers plaatsing in een inrichting in de buurt van Heerlen (anders dan dat hij in beginsel in de p.i. Ter Apel geplaatst dient te worden).

4.3.      De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden tezamen maken dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, op grond waarvan moet worden afgeweken van artikel 20b van de Regeling. Zij zal het beroep daarom gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Voor een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 30 december 2019.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven