Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4829/GA, 15 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4829/GA

 

betreft:            [klager]            datum: 15 januari 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Canatan, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 september 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2019, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. K. Canatan, en namens de p.i. […], jurist.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing waarbij aan klager twaalf toezichtmaatregelen zijn opgelegd in het kader van klagers plaats en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst), ingaande op 18 juni 2019 (VU 2019/001043).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.

Bij een beslissing tot het opleggen van toezichthoudende maatregelen dient aan vier vereisten te worden voldaan, wil de beslissing niet onredelijk of onbillijk zijn. Bij klager is door de inrichting aan geen van de vereisten voldaan.

Er bestond geen noodzaak voor de oplegging van de toezichtmaatregelen. Er is onder meer niet gebleken van voortgezet crimineel handelen en één enkel geweldsincident binnen de inrichting noopt niet tot oplegging van toezichtsmaatregelen. De gedetineerde dient te worden gehoord alvorens maatregelen worden opgelegd. Klager is niet gehoord voorafgaand aan het opleggen van de maatregelen. De directeur heeft uitsluitend mondeling aan klager medegedeeld dat de toezichtsmaatregelen aan hem zijn opgelegd. Voorts is vereist dat van het horen schriftelijk verslag wordt gedaan. De directeur dient bij de oplegging van de toezichtsmaatregelen een eigen belangenafweging te maken, welke voldoende inzichtelijk en kenbaar moet zijn voor de gedetineerde. In de onderhavige zaak is enkel sprake van een algemene overweging, waardoor niet is voldaan aan de vereisten die aan een kenbare, eigen belangenafweging worden gesteld. Indien toezichtsmaatregelen worden opgelegd voor een periode van meerdere maanden, dient de directeur maandelijks te toetsen of er een noodzaak is voor de voortduring van de toezichtsmaatregelen. Dat is in de onderhavige zaak ook niet gebeurd. Alles overwegende is de genomen beslissing van de directeur onredelijk en onbillijk.

Bij de beklagcommissie is het voorgaande ook aangevoerd en door hen is hier in de beoordeling niet ingegaan. De GRIP-rapportage was nog niet aanwezig ten tijde van het opleggen van de toezichtsmaatregelen. Het incident, dat in de p.i. Lelystad heeft plaatsgevonden, ligt ten grondslag aan de beslissing. Het strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot dat incident is afgerond en klager is in eerste aanleg veroordeeld. Klager is in beroep gegaan tegen het vonnis van de rechtbank. Het incident speelde zich in de p.i. af en het betrof een incident waarbij een bewaarder was betrokken. Waarom is het in dat kader noodzakelijk om zijn telefoongesprekken af te luisteren? Deze maatregel is onvoldoende gemotiveerd, daarnaast is klager niet gehoord en hebben er geen maandelijkse toetsingen plaatsgevonden.

Klager heeft enkele keren gesproken met de directeur. Dit ging echter niet over de oplegging van de toezichtsmaatregelen. Nooit is op papier gezet hetgeen met klager is besproken in het kader van de toezichtsmaatregelen. Gesteld wordt dat door de directie gesproken is met klager, maar hiervan staat niets op papier. In eerdere uitspraken van de Raad is expliciet overwogen dat het horen van een gedetineerde dient te geschieden evenals de verslaglegging, waarbij dit laatste van belang is om kennis te kunnen nemen van hetgeen door een gedetineerde is aangevoerd, zodat beoordeeld kan worden of sprake is van een evenwichtige belangenafweging. Hoor en wederhoor zijn belangrijke beginselen in het recht, eveneens in het penitentiair recht. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het incident dat in de p.i. Lelystad heeft plaatsgevonden, betrof niet enkel een intern incident. Er is geprobeerd om te zorgen dat een telefoon niet in de handen van het personeel terecht zou komen, zodat informatie op de telefoon kon worden gewist. Er zijn eerder al telefoons aangetroffen bij klager en er is contact geweest met personen van buiten. De directie heeft geen enkel risico willen nemen en heeft de maatregel(en) opgelegd om (onder meer) contacten te monitoren. Dit was noodzakelijk gelet op het mogelijke criminele handelen en het contact met buiten. Daarbij heeft wel degelijk een belangenafweging plaatsgevonden bij het opleggen. Er is contact geweest met de p.i. Lelystad en klager is geplaatst op de GVM-lijst. De stelling dat klager niet zou zijn gehoord, is onjuist. Dit staat alleen niet vermeld op de beschikking. Klager is wel gehoord door de directie.

Vervolgens wordt iedere vier weken in het MDO de maatregel besproken. Klager is niet elke keer gehoord, maar de directeur is in de afgelopen periode wel een paar keer bij klager geweest. De maatregelen zijn opgelegd in afwachting van het onderzoek dat plaatsvond naar aanleiding van het incident, gelet op de ernst van de zaak en om het contact met buiten te kunnen monitoren. Daarbij had voor de beslissing niet uitgemaakt indien was opgenomen wat klager had gezegd tegen de directeur bij het horen. De GRIP-rapportage is binnengekomen op 7 november 2019. Klager is inmiddels tot een gevangenisstraf van negen maanden veroordeeld voor het incident dat had plaatsgevonden in de p.i. Lelystad.

 

3.         De beoordeling

De directeur heeft een discretionaire bevoegdheid waar het betreft de oplegging van maatregelen aan gedetineerden die op de GVM-lijst zijn geplaatst. Bij de oplegging van maatregelen geldt het volgende.

a. Er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;

b. De directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;

c. De directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en

d. De directeur dient maandelijks te toetsen of sprake is van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.

De belangenafweging, die in het kader van de discretionaire bevoegdheid van de directeur plaatsvindt, moet toetsbaar en dus kenbaar zijn. Dat betekent dat de in dit kader gemaakte belangenafweging evenals de inhoud van het horen van de gedetineerde op enigerlei wijze schriftelijk moeten worden vastgelegd. De beslissing tot oplegging van de maatregelen moet worden genomen op basis van de binnengekomen informatie van het GRIP, de visie van de directeur, maar ook naar aanleiding van de informatie die de gedetineerde zelf verstrekt. Het horen van de gedetineerde dient dus te geschieden ten behoeve van en voorafgaand aan de door de directeur te maken belangenafweging. Nu in de onderhavige zaak hiervan niets op schrift is gesteld, is niet kenbaar wat er in het kader van het horen is aangevoerd en besproken. Evenmin is kenbaar op welke wijze de verschillende belangen zijn gewogen en in hoeverre de visie van klager is betrokken bij de belangenafweging. Daarbij was de informatie van het GRIP nog niet beschikbaar ten tijde van het nemen van de beslissing. Daardoor kan de beroepscommissie de bestreden beslissing niet inhoudelijk toetsen. Om deze reden zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager in het onderhavige geval een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt deze vast op € 35,=. Daarbij spreekt het voor zich dat de beroepscommissie aanneemt dat de directeur in het vervolg in voorkomende gevallen zal beslissen met inachtneming van hetgeen in deze beslissing is overwogen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 15 januari 2020.

      

 

            secretaris        voorzitter

 

Naar boven