Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5638/GV, 6 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/5638/GV

betreft:            [Klager]           datum: 6 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 24 december 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het beroep te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van (begeleid) incidenteel verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij heeft een verzoek ingediend om onder begeleiding naar de huwelijksvoltrekking van zijn zoon te mogen gaan. Hij is tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld en zit al achttien jaren vast. Al die tijd ontvangt hij bezoek van zijn vrouw en zijn drie kinderen. Gedurende zijn detentie heeft hij zich als een modelgedetineerde gedragen. Hij is niet vluchtgevaarlijk en is al meer dan vijftien keer zonder incidenten op transport naar het ziekenhuis gegaan. Het advies van het Openbaar Ministerie (OM) is op een mening en niet op feiten gebaseerd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) heeft te kennen gegeven dat klagers verzoek technisch niet uitvoerbaar is. Hoewel klager in de inrichting positief gedrag laat zien en een aantal keren probleemloos het ziekenhuis heeft bezocht, kan dat gegeven op zichzelf de afwijzing van het verzoek al dragen. Daarnaast blijkt uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, waaronder RSJ 19 juni 2015, 15/1673/GV, en RSJ 29 november 2018, R-18/1530/GV, dat de aanwezigheid bij een huwelijksvoltrekking niet noodzakelijk is. Hoewel het begrijpelijk is dat klager bij de huwelijksvoltrekking aanwezig wil zijn, is de noodzaak van zijn aanwezigheid niet aangetoond.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie bij de penitentiaire inrichting Vught heeft ten aanzien van klagers verlofaanvraag negatief geadviseerd, omdat klagers aanwezigheid bij de huwelijksvoltrekking van zijn zoon, hoewel dit een belangrijke sociale gebeurtenis is, niet noodzakelijk is en DV&O de begeleiding vanwege de (veiligheids)risico’s niet zal uitvoeren.

Het OM heeft eveneens negatief geadviseerd met betrekking tot klagers verzoek om incidenteel verlof, nu een recidiverisico vanwege de aard en ernst van de feiten niet is uit te sluiten en wraak zou kunnen worden genomen op klager. De aard van de zaak en de opgelegde straf maken dat een onbegeleid verlof maatschappelijke onrust kan opleveren en niet is uit te sluiten dat klager zich aan zijn detentie zal onttrekken, nu hij daar een groot belang bij heeft. Een begeleid verlof is niet uitvoerbaar, omdat DV&O de veiligheid niet kan waarborgen.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf, wegens – kort gezegd – tweevoudige moord.

Ingevolge het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

Klager heeft verzocht om (begeleid) incidenteel verlof voor het bijwonen van de huwelijksvoltrekking van zijn zoon.

De beroepscommissie begrijpt de wens van klager om bij de huwelijksvoltrekking van zijn zoon aanwezig te zijn. Nu de huwelijksvoltrekking evenwel ook zonder zijn aanwezigheid doorgang kan vinden, is geen sprake van noodzakelijke aanwezigheid van klager als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Regeling. De bestreden beslissing kan reeds om die reden niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarbij komt nog dat een begeleid incidenteel verlof, waar klager om heeft verzocht, niet aan de orde is, nu DV&O te kennen heeft gegeven het vervoeren en begeleiden van klager bij de huwelijksvoltrekking vanwege veiligheidsrisico’s niet te kunnen uitvoeren. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 6 januari 2020.

secretaris       voorzitter

Naar boven