Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2595/SGA, 17 november 2019, schorsing
Uitspraakdatum:27-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                                          

Nummer          : S-19/2595/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 27 november 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 18 november 2019, inhoudende de verlenging met drie maanden van de oplegging van zes toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst), ingaand op 19 november 2019 en eindigend op 19 februari 2019. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de beklagcommissie bij voornoemde p.i. van 21 november 2019 waaruit blijkt dat het schorsingsverzoek als klaagschrift in behandeling wordt genomen alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 22 november 2019.

1.         De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Verzoeker verzoekt om schorsing van de aan hem opgelegde toezichtmaatregelen omdat hij het mentaal niet meer trekt. De voorzitter overweegt als volgt. Ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen geldt, op grond van jurisprudentie van de beroepscommissie, het volgende. a. Er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen; b. De directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen; c. De directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en d. De directeur dient een maandelijkse toets te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de maatregelen. De voorzitter overweegt dat uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur en de bestreden beslissing blijkt dat verzoeker niet is gehoord. Voor het maken van een eigen belangenafweging door de directeur is het horen van de betreffende gedetineerde van wezenlijk belang. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is daarom de totstandkoming van de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig geweest. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2.         De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. M. Keppels, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 27 november 2019                   

                                                                     

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven