Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2696/SGA, 17 december 2019, schorsing
Uitspraakdatum:17-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-19/2696/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 17 december 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire Dordrecht. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 13 december 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingegaan op 12 december 2019 om 15:30 uur en eindigend op 26 december 2019 om 15:30 uur, wegens het aantreffen van contrabande in verzoekers meerpersoonscel (mpc). De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 13 december 2019 (PD-2019-000790), een door verzoeker ingediend verzoekschrift van 16 december 2019, een nadere reactie van verzoekers raadsman van 17 december 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 16 december 2019.

1.         De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Namens verzoeker wordt onder meer aangevoerd dat het schriftelijk verslag hem niet is aangezegd. In het schriftelijk verslag van 12 december 2019 staat uitdrukkelijk vermeld dat het verslag niet aan verzoeker is aangezegd. Op grond van het bepaalde in de artikelen 50 en 51 van de Pbw kan geen disciplinaire straf worden opgelegd indien het daaraan ten grondslag liggende verslag de gedetineerde niet is aangezegd. Zoals de beroepscommissie eerder heeft geoordeeld dient de aanzegging er onder meer toe de gedetineerde op de hoogte te stellen van het feit dat jegens hem verslag wordt gedaan aan de directeur. De gedetineerde kan zich dan voorbereiden op het gesprek met de directeur en op een eventuele beslissing tot strafoplegging. Nu het verslag niet is aangezegd aan verzoeker heeft hij zich hierdoor niet adequaat kunnen voorbereiden op het hoorgesprek met de directeur en is hij in zoverre in zijn belangen geschaad. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2.         De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 17 december 2019.

 

secretaris                                voorzitter

 

 

Naar boven