Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2691/SGA, 13 december 2019, schorsing
Uitspraakdatum:13-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2691/SGA

Betreft : [verzoeker]                           datum: 13 december 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Lelystad. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 8 december 2019, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van acht dagen uitsluiting van deelname aan activiteiten, ingaande op 8 december 2019 om 16.00 uur en eindigend op 16 december 2019 om 16.00 uur, in verband met de orde, rust en veiligheid in de inrichting.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de commissie van toezicht van 13 december 2019 dat het schorsingsverzoek als klaagschrift ingeboekt zal worden alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 13 december 2019.

1.         De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 8 december 2019, volgt dat aan verzoeker een ordemaatregel is opgelegd van acht dagen uitsluiting van deelname aan activiteiten, omdat hij betrokken zou zijn bij de bedreiging, afpersing en mishandeling van medegedetineerden waardoor de orde, rust en veiligheid in de inrichting ernstig is verstoord. Door verzoeker is aangevoerd dat hij voorafgaand aan de oplegging van de ordemaatregel niet gehoord is door de directeur. Uit de bestreden beslissing volgt dat verzoeker niet is gehoord door de directeur, omdat hij niet beperkt wordt in zijn rechten. De voorzitter constateert dat het horen achterwege is gelaten zodat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Pbw en dat de door de directeur genoemde reden om verzoeker niet te horen geen situatie betreft als genoemd in artikel 57, derde lid, van de Pbw. Nu de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet, zal het verzoek worden toegewezen.

2.         De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 13 december 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven