Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5248/GB, 21 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:        R-19/5248/GB

Betreft:            [klager]            datum: 21 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 14 november 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot uitstel van zijn melddatum afgewezen.

2.         De feiten
Op 23 oktober 2019 is klager opgeroepen zich op 28 november 2019 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein voor het ondergaan van 540 dagen gevangenisstraf. Op 24 oktober 2019 heeft klager een verzoek tot uitstel van deze melddatum ingediend, dat op 14 november 2019 is afgewezen.

3.         De standpunten
3.1.      Door klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verzoekt om uitstel van zijn detentie tot 31 augustus 2020 – of indien mogelijk in ieder geval tot februari 2020 - zodat hij zijn studies kan afronden. Hij volgt een opleiding bij de Nyenrode Business Universiteit en bij de Open Universiteit. De laatste tentamens staan gepland in juli 2020. Daarnaast is voor de opleiding bij Nyenrode aanwezigheid verplicht. Het afronden van de opleiding is voor klager belangrijk zodat hij na zijn detentie een baan kan krijgen. Hij zal na zijn detentie niet meer in staat zijn om de opleiding af te ronden, omdat bepaalde modules dan verlopen zijn en hij de kosten van de opleiding ook niet meer kan dragen. Daarnaast moet hij een vervanger zoeken voor de werkzaamheden, die hij voor een klant verricht. Klager voert daarnaast aan dat hij samenwoont met zijn vriendin en dat hij de huurwoning zal moeten opzeggen wanneer hij gedetineerd zal raken. Zijn vriendin is niet in staat de financiële lasten te dragen van de woning. Daarnaast zal hij ook zijn baan kwijtraken.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De Minister verwijst voor het verweer naar de inhoud van de bestreden beslissing. Zoals blijkt uit de aanwijzing van het Openbaar Ministerie (OM) over het uitstelbeleid kan een verzoek om uitstel om verschillende redenen worden toegekend. Voorop staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, daarom wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. De Minister is niet bevoegd om een zelfmelder langer dan zes maanden uitstel te verlenen; hiervoor is een advies opgevraagd bij het OM. Het is niet aan de Minister om te oordelen over de totstandkoming van het – negatieve - advies van het OM. Klager is sinds 28 november 2018 (veroordeling eerste aanleg) bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf. Toen klager in maart 2018 met zijn studie startte wist hij al dat hij mogelijk een gevangenisstraf opgelegd zou krijgen. Daarbij komt dat uitstel van zijn detentie geen uitkomst zal bieden. Klager dient een gevangenisstraf van 540 dagen te ondergaan, zodat dit in ieder geval gevolgen zal hebben voor zijn baan.

4.         De beoordeling
4.1.      Klager heeft verzocht om uitstel van zijn melddatum. Uit het beroepschrift volgt dat klager sinds maart 2018 een opleiding volgt. Een detentie zorgt ervoor dat klager zijn opleiding moet beëindigen en hij zijn baan en zijn woning zal kwijtraken.
4.2.      Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat een detentie zeer ingrijpend is, zijn de door klager aangevoerde omstandigheden onvoldoende zwaarwegend om af te wijken van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf. De beroepscommissie merkt hierover op dat klager - die heeft bekend dat hij strafbare feiten heeft gepleegd - op 28 november 2018 in eerste aanleg is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen. Hij heeft dus voldoende tijd gehad om maatregelen te treffen om de gevolgen van zijn detentie voor zijn werk- en privésituatie te ondervangen. De bestreden beslissing van de Minister kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aangemerkt worden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Klager dient zich op 28 november 2019 te melden in de p.i. Nieuwegein.

5.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 21 november 2019.

            secretaris        voorzitter

Naar boven