Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2943/GV, 12 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2943/GV

betreft: [klager] datum: 12 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J.Stronks, advocaat te Utrecht, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 december 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De door de Minister gegeven motivering kan de beslissing niet dragen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit rapportage is gebleken dat tegen klager een uitleveringsverzoek loopt en dat bij beschikking van 17 april 2001 is bepaald dat klager na ommekomst van zijn detentie aan Italië zal worden uitgeleverd.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de p.i. Midden Holland heeft aangegeven dat klager na zijn detentie uitgeleverd zal worden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 februari 2004.

Ingevolge het bepaalde in artikel 4, onder k, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) wordt bepaald dat verlof -onder meer- wordt geweigerd van eengedetineerde van wie vast staat dat hij na detentie wordt uitgeleverd.
Uit de stukken is gebleken dat bij beschikking van 17 april 2001 is bepaald dat uitlevering van klager aan Italië wordt toegestaan.
Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de voornoemde weigeringgrond, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 12 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven