Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4677/TA, 12 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

 

nummer:         R-19/4677/TA

betreft:            [klager]                                                               datum: 12 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 september 2019 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 29 november 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad. Klagers raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut heeft aangegeven dat zij noch klager ter zitting zal verschijnen. De vertegenwoordiger van het hoofd van de instelling heeft aangegeven verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen en heeft d.d. 28 november 2019 schriftelijk gereageerd op het beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. de urinecontrole op 27 april 2019 en b. de weigering van bepaald bezoek d.d. 6 mei 2019 (PN 2019/066).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
a. Tijdens het afnemen van de urinecontrole was klager niet bekend dat ook op anabolen zou worden getest. Dit is hem niet mondeling medegedeeld, noch heeft hij dit kunnen lezen op het urinecontroleformulier. Hij betwist niet de uitkomst van de urinecontrole en stelt ook niet dat hij nooit anabolen heeft gebruikt. Wanneer hem van tevoren was meegedeeld dat op anabolen zou worden gecontroleerd, had hij uit eigen beweging kunnen aangeven dat hij een positieve uitslag zou kunnen hebben wegens eerder gebruik in een penitentiaire inrichting. De instelling had dan voorafgaand aan de uitslag een en ander kunnen nagaan. De handgeschreven opmerking dat er ook op anabolen zou worden getest, kan ook later zijn bijgeschreven. Klager betwist dat hij dit ooit heeft gezien of heeft kunnen zien. Door de instelling is erkend dat mondeling is meegedeeld aan andere verpleegden dat er ook getest werd op anabolen maar dat dit niet aan klager is meegedeeld omdat hij later was. Dat klagers positieve score niet zou kunnen worden verklaard door eerder gebruik, wordt door de instelling op geen enkele wijze onderbouwd anders dan door de stelling tijdens de beklagzitting dat klager al sinds februari 2019, dus sinds twee maanden, in de instelling verbleef. Er is geen verklaring van de psychiater of het laboratorium bijgevoegd.
b. De positieve uitslag op anabolen was al op 1 mei 2019 bekend en zijn bezoek is pas op 6 mei 2019 beperkt. Vraag is waarom er dan nog vijf dagen tussen zitten als de maatregel zo noodzakelijk was in het kader van de orde en veiligheid? Er is nooit een aanwijzing geweest dat zijn bezoek met de invoer van contrabande betrokken is geweest, laat staan met verboden middelen. Bezoek onder toezicht zou een alternatief zijn geweest. Ook dan kan er zicht worden gehouden op de overdracht van goederen. De duur van de maatregel is onevenredig lang. Uit de verklaring van de psychiater van 8 oktober 2019 volgt dat de uitslagen van het laboratorium niet eenduidig wijzen op het gebruik van anabolen binnen de instelling. Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aanvankelijk ontkende klager het gebruik van anabole steroïden en later gaf hij aan dat hij vóór de opname in de instelling langdurig anabolen heeft gebruikt. Hij zou voor het laatst in maart 2018 anabolen hebben gebruikt. Op 3 mei 2019 is door een psychiater contact gezocht met de klinisch-chemicus van SHO die aangaf dat het niet mogelijk is dat anabole steroïden meer dan een jaar na gebruik nog aantoonbaar zijn in de urine. Op 17 mei 2019 heeft deze psychiater een gesprek met klager gehad waarin klager vertelde dat hij tot maart 2018 negen maanden lang tridecanoate en tri-trenbolone heeft gespoten en daarna niet meer. Tridecanoate is niet terug te vinden als anabole steroïde. Tri-trenbolone betreft wel anabole steroïden. In klagers urine-uitslagen zijn de volgende anabole steroïden aangetoond: trenbolone, 17a-trenbolone en nandrolone (en metabolieten hiervan). Op 28 november 2019 is er contact geweest tussen klagers psychiater en een analist van een laboratorium van Gelre ziekenhuizen (waar SHO mee samenwerkt). Deze analist gaf aan dat hij nog niet eerder heeft gezien dat anabole steroïden langer dan een jaar aantoonbaar blijven in de urine. Wel heeft hij gezien dat het een aantal maanden zichtbaar is in urine, met name nandrolone. De analist vond het zeer onwaarschijnlijk dat dit nog door gebruik van vóór de opname in de instelling zou komen. 100% zekerheid kan echter niet gegeven worden, omdat hier teveel onbekende factoren een rol spelen. Van belang is dat er meer verpleegden waren met een positieve score op anabolen, waarbij dezelfde stoffen zijn aangetoond (trenbolone en 17a trenbolone). Voorts kan het gedrag van klager bij het gebruik van anabolen passen. In de voorafgaande weken is een aantal keer gemeld dat klager agressief/dreigend was, dat hij meer op seks gericht leek te zijn dan normaal en dat hij veel sportte. Tot slot heeft klager na enige tijd zelf de persoon aangewezen bij wie de anabolen bewaard werden. Op 17 mei 2019 zijn bij die medeverpleegde tijdens een kamercontrole onder meer anabolen, spuiten en cocaïne aangetroffen.

3.         De beoordeling
Ten aanzien van a:
Uit de stukken en het ter zitting van de beklagcommissie door het hoofd van de instelling aangevoerde volgt dat op het urinecontroleformulier handmatig is bijgeschreven dat klagers urine tevens op anabolen zou worden getest. De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat - zoals door het hoofd van de instelling ter beklagzitting is gesteld - in klagers bijzijn wordt gecontroleerd of het formulier correct en volledig is ingevuld. Naar het oordeel van de beroepscommissie is klager op deze wijze voldoende geïnformeerd om welke reden het urineonderzoek werd afgenomen en is hiermee voldaan aan art. 5.2 van het Protocol urineonderzoek. De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat pas op een later moment op het formulier is vermeld dat tevens getest zou worden op anabolen.

Ten aanzien van b:
De beroepscommissie stelt vast dat uit de op 28 november 2019 verstrekte nadere schriftelijke inlichtingen van het hoofd van de instelling, die dezelfde dag door het secretariaat van de Raad zijn doorgestuurd naar klager en zijn raadsvrouw, volgt dat de instellingspsychiater op 3 mei 2019 contact heeft opgenomen met een klinisch-chemicus van SHO en vervolgens op 28 november 2019 met een analist van een laboratorium van Gelre ziekenhuizen. Uit dit nadere onderzoek volgt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het aantreffen van anabole steroïden in klagers urine kan worden verklaard door het gebruik van anabole steroïden van meer dan een jaar eerder. Verder is namens het hoofd van de instelling aangevoerd dat klagers gedrag voorafgaand aan het aantreffen van anabole steroïden in klagers urine paste bij het gebruik van dergelijke middelen, meerdere verpleegden een positieve uitslag hadden op soortgelijke anabole steroïden, dat klager zelf de persoon heeft aangewezen bij wie de anabolen bewaard werden en dat daadwerkelijk anabole steroïden zijn aangetroffen in de kamer van die medeverpleegde. Gelet op het bovenstaande acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat klagers positieve uitslag op het gebruik van anabole steroïden kan worden verklaard door – zoals door hem is gesteld - een gebruik van die middelen van een jaar daarvoor.
Hetgeen in beroep ten aanzien van a. en b. is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden,  in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 december 2019. 

 

            secretaris                                voorzitter                   

Naar boven