Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4466/TA, 12 december 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4466/TA

betreft:            [klager]                    datum: 12 december 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M. Verkuil, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 8 augustus 2019 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder ook te noemen de instelling, betreffende de oplegging van een ordemaatregel van afzondering aan klager ingaande op 7 maart 2019 (RV-2019-000076), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Ter zitting van de beroepscommissie van 29 november 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.M. Verkuil, en […], junior-stafjurist bij FPC De Rooyse Wissel. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling
Uit de door de beroepscommissie bij de instelling opgevraagde rapportage van sociotherapie van 6 maart 2019 volgt dat door de betreffende sociotherapeut is gezien dat een medeverpleegde werd omhelsd door klager en dat klager iets kleins in de jaszak stopte van de medeverpleegde. De sociotherapeut heeft de medeverpleegde met deze waarneming geconfronteerd en uiteindelijk heeft de medeverpleegde toegegeven dat de waarneming juist was en de drugs ingeleverd. Door en namens het hoofd van de instelling is in de stukken, ter zitting van de beklagcommissie en ter zitting van de beroepscommissie naar voren gebracht dat het iets stoppen in de jaszak van de medeverpleegde door klager teruggezien is op duidelijke camerabeelden, die overigens inmiddels niet meer beschikbaar zijn. Klager heeft ter zitting van de beroepscommissie aangevoerd dat de medeverpleegde zijn naam heeft genoemd als degene van wie hij de drugs heeft gekregen omdat de medeverpleegde de naam niet wilde noemen van de persoon die de drugs heeft verstrekt omdat deze persoon agressief zou zijn. De beroepscommissie acht de door klager gegeven verklaring voor het noemen door de medeverpleegde van klager als degene die hem de drugs heeft verstrekt niet aannemelijk geworden. Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

2.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 december 2019.           

 

 

 

            secretaris                                voorzitter                   

 

 

 

 

 

 

Naar boven