Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3870/TA, 25 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3870/TA

betreft: [klager]            datum: 25 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting, gericht tegen een uitspraak van 22 mei 2019 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.Ter zitting van de beroepscommissie van 12 september 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klagers raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], hoofd behandeling, en […], jurist. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord, nu klager het vervoer te belastend acht. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de oplegging van een kamerprogramma (K-2018-000554).De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten
Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het kamerprogramma moet niet gezien worden als een aparte opgelegde maatregel, maar als onderdeel van het afdelingsarrest van 6 november 2018. Klager heeft slechts één kamerprogramma gekregen, namelijk op 6 november, waarbij hij in de eerste week vier uur per dag kamermomenten had. Op 9 november bleek dat klager niet strikt aan deze kamermomenten was gehouden. Toen dit bleek, is aan klager medegedeeld dat het de bedoeling was dat hij zich aan het kamerprogramma zou houden en dat dit vanaf dat moment dan ook weer strikt gehanteerd zou worden. De staf heeft geen goede uitvoering gegeven aan de opgelegde maatregel, doch van klager had verwacht mogen worden dat hij hierin zelf ook zijn verantwoordelijkheid neemt en dat hij hierover zelf een opmerking had gemaakt. In beginsel is het gebruikelijk om bij een nieuwe opname een afdelingsarrest op te leggen om de patiënt te laten wennen aan de afdeling, de staf en de medepatiënten, en om staf en medepatiënten te laten wennen aan de nieuwe patiënt. Een kamerprogramma kan hiervan onderdeel zijn. Bij klager is er vanuit behandeloogpunt voor gekozen binnen het afdelingsarrest ook een kamerprogramma toe te passen om de momenten op de groep langzaam op te bouwen. Klager kwam in De Kijvelanden binnen vanuit de Van der Hoeven kliniek, waar hij verbleef op een individuele en crisisafdeling. Hij heeft een behoorlijk dossier, waarbij onder andere groepsontwrichtend gedrag en veel ruis wordt beschreven. Hierbij lijkt het steeds mis te gaan naarmate zijn vrijheden toenemen. Klager lijkt geneigd te zijn om bij het toenemen van vrijheden meer regelovertredend gedrag te laten zien. Gezien het bovenstaande was het de bedoeling van het behandelteam om vanuit individuele begeleiding zijn tijd op de groep geleidelijk in kleine stappen op te bouwen. Met een kamerprogramma is het mogelijk om de patiënt tijdens de groepsmomenten beter in het zicht te houden. Het bovenstaande is ook aan klager uitgelegd. De beklagcommissie stelt vast dat klager zich goed gedroeg op de groep. De kliniek kan zich hier niet volledig in vinden. Klager heeft bijvoorbeeld bij binnenkomst in de kliniek een alarmsituatie veroorzaakt omdat hij zijn jas niet wilde afgeven ter controle. Een kamerprogramma kan er aan bijdragen om dit soort gedrag meer in beeld te krijgen. Klager klaagt over het kamerprogramma. De kliniek is van mening dat dit geen beklagwaardige beslissing is. Het gaat om een wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel afdelingsarrest van 6 november, die is voorzien in de maatregeltekst. De vrijheden van klager zijn niet verder beperkt dan de maatregel afdelingsarrest mogelijk maakt. Bovendien betreft het een behandelinhoudelijke overweging om klager aan de gemaakte afspraken te houden. De kliniek is daarom van mening dat de klacht niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is het eens met de beslissing van de beklagcommissie en verzoekt derhalve om bevestiging van deze uitspraak in beroep. De staf heeft het opgelegde kamerprogramma anders uitgevoerd dan hoe het uitgevoerd had moeten worden volgens het hoofd behandeling. Indien klager eerste hele dagen op de groep mag verblijven, terwijl dat eigenlijk niet had gemogen, kan hem niet worden verweten dat hij hierover niet gaat klagen. Klager kreeg meer vrijheden en van hem kan niet worden verlangd dat hij dan zelf hierover gaat klagen.

3.         De beoordeling
Op 5 november 2018 is aan klager de maatregel van kamerafzondering opgelegd. Op 6 november 2018 is besloten om de aan klager opgelegde maatregel van kamerafzondering om te zetten naar een maatregel afdelingsarrest met kamerprogramma. Om klager rustig te laten wennen aan de afdeling, aan de staf en aan zijn medepatiënten en de staf en de medepatiënten te laten wennen aan klager, is aan klager de maatregel afdelingsarrest opgelegd. Klager krijgt tevens een kamerprogramma opgelegd, waarmee klagers momenten op de groep geleidelijk kunnen worden uitgebreid bij goed functioneren op de groep. Op grond van artikel 31, eerste lid, Bvt kan de bewegingsvrijheid van verpleegden binnen de instelling zowel per afdeling als per verpleegde verschillen. Op grond van het tweede lid van voormeld artikel heeft een verpleegde, behoudens in geval van toepassing van artikel 32, 34 of 49, eerste lid, onder a, het recht in totaal ten minste vier uren per dag samen met een of meer medeverpleegden door te brengen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat klager tijdens het  kamerprogramma minimaal vier uur per dag is uitgesloten. Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen kan niet worden geoordeeld dat bij het opleggen van een kamerprogramma met vier uur uitsluittijd sprake is van afzondering in de zin van de wet. Uit artikel 31, tweede lid, Bvt volgt immers dat bij afzondering sprake is van insluiting, waarbij een verpleegde juist geen recht heeft op vier uur verblijf onder medeverpleegden. Nu verder niet is gebleken dat sprake is van een beslissing die een beperking inhoudt van een recht, dat klager op grond van een bij of krachtens de Bvt gegeven voorschrift dan wel enig ander wettelijk voorschrift of een eenieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt, kan klager evenmin op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, van de Bvt worden ontvangen in zijn beklag. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 25 oktober 2019.            

 

 

                            secretaris                                                     voorzitter

           

 

 

 

 

 

Naar boven