Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3388/TB, 19 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/3388/TB

betreft:            [klager]                      datum: 19 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 27 maart 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 9 oktober 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad, zijn gehoord klager en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een FPA afgewezen.

2.         De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 15 juni 2007 in FPC Veldzicht geplaatst en bij beslissing van 10 oktober 2007 is klager in FPK de Meren (thans FPK Inforsa) geplaatst. Klager is bij beslissing van 3 april 2018 in FPC  Oostvaarderskliniek (hierna:  Oostvaarderskliniek) geplaatst. Op 25 januari 2019 heeft klager verzocht om te worden overgeplaatst naar een FPA. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen op 27 maart 2019.

3.         De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Voordat het incident plaatsvond in FPK Inforsa (hierna: Inforsa) was klager al met zijn hoofdbehandelaar overeengekomen dat hij diende te worden overgeplaatst naar een FPA. Na het incident is klager geplaatst in een FPC. Klager is door de rechter vrijgesproken ten aanzien van het incident dat heeft plaatsgevonden en hij heeft een vergoeding ontvangen voor de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechter bepaald dat geen consequenties mogen worden verbonden aan het incident. Klager heeft de uitspraak van de rechter ingeleverd bij het hoofd van de behandeling. De zaak is behandeld door een politierechter. Nu klager is vrijgesproken, rechtvaardigt dit niet de plaatsing van klager in een FPC. Klagers verlof wordt momenteel opgestart. Voordat klager naar een FPA kan, moet hij op transmuraal verlof zijn geweest. Klager heeft elf jaar in Inforsa verbleven. Er hebben zich geen incidenten voorgedaan en klager heeft geen psychoses. Klager gebruikt antipsychotica. Klager heeft spijt dat hij een vrouw heeft geslagen, maar hij heeft niemand bedreigd en ook bij niemand de keel dichtgeknepen. Klager is geschikt om te worden geplaatst in een instelling met een lager beveiligingsniveau. Klager ging, voordat het incident plaatsvond, al zes jaar lang met verlof, dat altijd goed is verlopen, en hij hield zich altijd aan de afspraken. Klager wenst zijn voormalige hoofd behandeling te horen als getuige met betrekking tot de eerdere mondeling gemaakte afspraken. Klager wenst € 50,= compensatie te ontvangen voor elke dag dat hij onterecht in de Oostvaarderskliniek verblijft. Klager wenst te worden overgeplaatst naar een FPA. Klager heeft geen contact kunnen leggen met zijn raadsman. Klager wenst echter de zaak te behandelen zonder aanwezigheid van een advocaat. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. De beslissing van 27 maart 2019 is op goede gronden genomen. Niet ter beoordeling staat of klager destijds terecht is overgeplaatst vanuit Inforsa naar de Oostvaarderskliniek. Het incident op zichzelf heeft een dermate grote impact gehad op de betrokken personeelsleden en medepatiënten dat terugplaatsing naar deze inrichting geen optie is. Ten aanzien van het verzoek tot overplaatsing geeft de Oostvaarderskliniek aan dat er vanuit behandelinhoudelijk perspectief geen aanleiding wordt gezien om klager over te plaatsen. Klager is vanuit Inforsa overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek voor een nieuwe behandelpoging. Klager verblijft nog maar kort (vanaf april 2018) in de huidige inrichting en men ziet nog voldoende aanknopingspunten voor behandeling. De behandeling die klager nodig heeft in het kader van de tbs met dwangverpleging kan in de Oostvaarderskliniek geboden worden. Plaatsing is geïndiceerd voor plaatsing in een FPC. Uit het verlengingsadvies TBS van Inforsa volgt dat het recidiverisico in het kader van het verblijf in de FPK (taxatie oktober 2017) op hoog werd ingeschat. Klager scoorde vanuit zijn decompensatie hoog op belangrijke indicatoren, zoals het schenden van voorwaarden, impulsief gedrag, middelengebruik en vijandigheid. Gelet op het verloop van de behandeling en het hoge recidiverisico binnen de FPK (beveiligingsniveau 3), is een instelling met een hoger beveiligingsniveau (beveiligingsniveau 4) aangewezen. Een dergelijk beveiligingsniveau wordt binnen een FPC geboden, terwijl een FPA - waar het overplaatsingsverzoek van klager zich op richt - het laagste beveiligingsniveau (beveiligingsniveau 1) kent. Daarbij vormde het incident van 4 februari 2018 slechts de aanleiding om spoed achter de overplaatsing van klager naar een FPC te zetten. Vanuit Inforsa was men al bezig om een overplaatsing van klager naar een FPC te realiseren teneinde een tweede behandelpoging in gang te zetten. Dit vanwege het feit dat klager reeds tien jaar bij Inforsa in behandeling is geweest en hij, ondanks lange perioden van relatieve stabiliteit, telkens opnieuw uit de samenwerking is getreden en vervolgens decompenseerde. Op 30 maart 2018 is klager gehoord met het oog op plaatsing in de Oostvaarderskliniek. Hij had geen bezwaar tegen de voorgenomen plaatsing, omdat hij de overplaatsing al had geaccepteerd. De door klager verzochte plaatsing in een FPA wordt onverantwoord geacht. Niet bekend is wat door de rechter is overwogen in de strafzaak van klager. Dit dient echter los te staan van de overplaatsing van klager. Vanuit de Oostvaarderskliniek wordt gekeken naar de mogelijkheden voor klager. Een vervolgstap zou mogelijk plaatsing op de longcare-afdeling zijn.

4.         De beoordeling
Klager wenst zijn voormalige hoofd behandeling te horen als getuige met betrekking tot de eerdere mondeling gemaakte afspraken. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich – gelet op de aanwezige stukken en het verhandelde ter zitting – voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen. Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en
c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Uit de reactie van 27 februari 2019 van de Oostvaarderskliniek op klagers verzoek tot overplaatsing volgt dat zij het overplaatsingsverzoek inhoudelijk niet ondersteunt. Voorafgaand aan het incident is al sprake van volledige stagnatie van het resocialisatietraject van klager en het voornemen om over te gaan tot een verzoek tot overplaatsing voor een nieuwe behandelpoging. De eerste behandelpoging kenmerkt zich door een grillig verloop, gebrekkige samenwerking en door klager ervaren uitzichtloosheid. Periodes van psychotische decompensatie en instabiliteit wisselen zich af met periodes waarin hij redelijk stabiel functioneert en zich meer aan afspraken en voorwaarden heeft gehouden. Op 4 februari 2018 is sprake van een incident, waarbij klager een persoonlijk begeleider op het hoofd slaat en doodsbedreigingen uit naar een andere persoonlijke begeleider. Bij een medepatiënt (die te hulp schiet) knijpt klager kortdurend de keel dicht. Op dit moment zijn tevens behandelinhoudelijk geen redenen om een overplaatsing in te zetten. De behandeling die klager nodig heeft kan in de Oostvaarderskliniek worden geboden. Klager is voornemens om te starten met een incidentenanalyse. Daarnaast volgt uit de inlichtingen van de verweerder dat plaatsing in een FPC geïndiceerd is voor klager. Uit het verlengingsadvies TBS van Inforsa volgt dat het recidiverisico in het kader van het verblijf in de FPK op hoog werd ingeschat. Gezien het verloop van de behandeling en het hoge recidiverisico binnen de FPK (beveiligingsniveau 3), is een instelling met een hoger beveiligingsniveau aangewezen. Een dergelijk beveiligingsniveau wordt binnen een FPC geboden, terwijl een FPA een lager beveiligingsniveau kent. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. J.M.L. Niederer, leden,  in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 19 november 2019.

                  secretaris                                voorzitter                   

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven